COLUMN - Politici als Trump en Orbán combineren kritiek op multiculturalisme met een aanval op de rechtstaat. Sommige commentaren bejubelen de kritiek op multiculturalisme; andere putten zich uit in afkeuring. In beide gevallen raakt verdediging van de rechtstaat op de achtergrond.
“Er bestaat een totaal verkeerd beeld van Orbán. Hij wordt gestigmatiseerd. Weggezet als de duivel, de bad guy, het zwarte schaap.” Vorige week nam voormalig staatssecretaris Dzsingisz Gabor (CDA) het in NRC Handelsblad op voor de Hongaarse premier Viktor Orbán. Een rapport van het Europese Parlement over de politieke situatie in Hongarije deed Gabor af als “een fantastisch links circus.”
Dit ondanks alle bewijs dat de rechtstaat in Hongarije onder vuur ligt.
Het rapport heeft felle kritiek op onder andere het functioneren van het constitutionele stelsel, de onafhankelijkheid van de rechtspraak en de bestrijding van corruptie en belangenverstrengeling. Het is moeilijk om zulke kritiek als “links” te zien. En Orbán zelf tooit zijn land met de geuzennaam “onliberale democratie.”
Gabor, gretig geciteerd door Volkskrant-columnist Martin Sommer op 20 april, hecht weinig belang aan de rechtstaat. Pas als het land een dictatuur zou worden “waar de mensenrechten niet in acht worden genomen, waar journalisten voor de rechter worden gesleept” dan “moeten we ons bedenken: willen we daar zaken mee doen?” Vraagteken. Dus Gabor ziet zelfs dan nog ruimte om zaken te doen.