Bussemakers banenmachine

Minister Bussemaker belooft 4000 banen voor docenten in het hoger onderwijs. En we trappen er allemaal in. “Geld studiebeurs naar 4.000 extra banen hoger onderwijs” kopte de Volkskrant gisteren, waarna het ‘nieuws’ door andere media vrolijk werd overgenomen. “Het overgrote deel van het geld dat vrijkomt door de invoering van het leenstelsel voor studenten, wordt geïnvesteerd in extra docenten op hogescholen en universiteiten. Het onderwijs kan zo kleinschaliger en intensiever worden. Op den duur kunnen er meer dan vierduizend nieuwe docenten worden aangetrokken.” Prachtig natuurlijk! Maar… klopt dit wel?

Quote du Jour | Niks hogerop!


 

Wat mij stoort is dat iedereen altijd maar ‘hogerop’ wil’.

In een interview met De Volkskrant hekelt minister Jet Bussemaker de vanzelfsprekendheid waarmee  middelbare scholieren na hun eindexamen voor de hoogste vorm van vervolgonderwijs kiezen.

Dan hebben we ambitieuze jongeren, is het weer niet goed.

Update: het citaat in context…

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: SP (cc)

Studenten en keuzevrijheid

Als ik kijk naar mijn studententijd, dan besef ik me hoeveel keuzevrijheid ik had. Ik ben begonnen met studeren in 1999 en heb acht jaar over mijn studie gedaan. Dat was een keuze die ik kon maken.* Ik ben vroeg in mijn studie actief geworden bij verschillende studentenorganisaties, en merkte al snel dat ik daar minstens zo veel leerde als tijdens mijn studie. Ik koos daarom om een dozijn internationale studentenconferenties op mijn vakgebied te bezoeken en er een paar te organiseren, om actief te zijn in de studentenbeweging, om verschillende studentenorganisaties te besturen, om aan statuten te schrijven en om hoofdredacteur te zijn van een verenigingsblaadje.

Ook had ik veel keuze binnen mijn studie. Om, enkele verplichte werkgroepen uitgezonderd, wel of niet op college te verschijnen. Ik had de keuze om zelf mijn eigen scriptieonderwerp te kiezen, en dat helemaal vorm te geven naar mijn eigen wensen en interesses. Ik had bijna een volledig studiejaar aan vrijekeuzeruimte (39 van de 42 studiepunten die een jaar toen telde). Zolang ik beargumenteerde waarom een bepaald vak (van welke studie dan ook) voor mij nuttig en relevant was, kon ik volgen wat ik wilde.

Al deze keuzevrijheid is grotendeels verdwenen voor de meeste studenten van nu, tot mijn spijt. Veel opleidingen kennen een strenge aanwezigheidsplicht, en veel studies hebben een bindend studieadvies. Er is een harde knip tussen de bachelor en de master, dus een leuk mastervak ‘er bij’ volgen tijdens de bachelor is verboden. Studenten moeten vaak binnen een bepaalde tijd hun vakken halen anders vervallen de studiepunten, dus vakken erbij doen is sowieso iets dat wordt ontmoedigd. De vrije ruimte is daarnaast danig ingeperkt, vergeleken met toen ik studeerde. Wat er nog is, is vaak gegoten in een systeem van minors, waarbij studenten een hapklaar pakket van 30EC kunnen kiezen. Scriptieonderwerpen zijn bij veel studies niet meer vrij, maar dienen de onderzoekslijn van de opleiding te volgen of gekozen te worden van een lijst met onderwerpen.

Foto: Universidad de Antioquia (cc)

Eindexamen als ijkpunt

DATA - Op de schoolkalender bij ons thuis staat dat deze week de resultaten van de eindtoets bekend zullen worden. Het mag officieel niet meer de Cito-toets heten, en zoals bekend is het schooladvies nu leidend geworden.

Of hetzelfde gaat gebeuren met de centrale eindtoets in het voortgezet onderwijs, is onderwerp van een mooi artikel in de Volkskrant (betaalmuur) vandaag. De meningen verschillen, maar dat selectie aan de poort bij universiteiten steeds belangrijker wordt is wel duidelijk. Gegevens vanuit het voortgezet onderwijs zijn dan voor universiteiten en hogescholen interessant. Omgekeerd overigens ook lijkt me.

Voor het tijdschrift THEMA nr. 2 schreef de dataredactie over een nieuwe ontwikkeling: het uitwisselen van gegevens over leerlingen/ studenten tussen vo-scholen en universiteiten. Drie universiteiten experimenteren daarmee. Ze koppelen eindexamencijfers aan studiesucces en switch-gedrag in het hoger onderwijs.

Dat leidt tot interessante bevindingen. De vo-scholen die goed scoren op de Elsevier ranglijsten, leveren niet altijd de meest succesvolle studenten af. Mogelijk zijn ze teveel getraind voor het eindexamen, en missen ze zelfstandigheid die nodig is om succesvol te zijn op een universiteit.

De grafiek laat zien dat leerlingen met hogere examencijfers over het algemeen minder vaak switchen van studierichting. In de agrarische sector is het switch-gedrag over de hele linie lager. Mogelijk omdat men gerichter kiest of gewoon minder keuzemogelijkheden heeft.
OnderwijsInGrafieken Figuur 4 Eindexamencijfers en switchgedrag

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Quote du Jour | Eindexamen

Hoe wij toetsen is heel bepalend voor de inspanningen van leerlingen en voor wat leraren in hun les doen. Toetsen of examens zijn dan geen middel om te controleren of een leerling iets al beheerst, maar worden een doel op zich dat behaald moet worden.”

Hoogleraar onderwijskunde Rob Martens wordt in Trouw opgevoerd ter ondersteuning van de stelling dat het eindexamen zijn beste tijd gehad heeft.

Foto: Denise Krebs (cc)

Een alternatief voor toegevoegde waarde in het onderwijs

ANALYSE - De overheid wil dat kinderen worden voorbereid op de eisen die de 21ste eeuw aan hen stelt. Dat betekent meer aandacht voor kritisch denken, creativiteit en problemen oplossen in het onderwijs. Tegelijkertijd wil die zelfde overheid de resultaten van het onderwijs meetbaar maken door middel van standaardtoetsen, leerwinst en toegevoegde waarde. Helaas. Je kunt niet alles hebben. Die twee eisen zijn onverenigbaar. Een tweede gastbijdrage van Dick van der Wateren.

In mijn vorige post, gaf ik argumenten, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, waarom toegevoegde waarde een onbetrouwbaar, ongevalideerd en onrechtvaardig criterium is om de kwaliteit van scholen en leraren te meten. Het is enigszins ironisch dat de Nederlandse overheid dit beoordelingssysteem wil invoeren nu in de VS, na jarenlange rampzalige ervaringen, een heuse ‘opt out movement‘ is ontstaan en diverse staten het systeem weer afschaffen. Ik gaf daarnaast aan dat door allerlei belangengroepen, met name door de overheid, het onderwijs teveel wordt gezien als een economisch instrument, een middel om Nederland een betere concurrentiepositie op de wereldmarkt te verschaffen.

In deze post wil ik een alternatief schetsen dat het voordeel heeft dat het steunt op wetenschappelijk onderzoek en leraren helpt zich te verbeteren. Het is bovendien betrouwbaarder, transparanter en eerlijker dan een systeem gebaseerd op toegevoegde waarde, zoals de Onderwijsinspectie voorstaat. Maar eerst wil ik nog een aantal vooronderstellingen over onderwijs tegen het licht houden en de vraag stellen welke waarden het onderwijs zou moeten vertegenwoordigen.

Foto: Denise Krebs (cc)

De verleidingen van toegevoegde waarde in het onderwijs

ANALYSE, LONGREAD - Er lijkt de laatste tijd in Nederland een gunstiger wind te waaien in het onderwijs, niet in de laatste plaats dankzij de publicatie van ‘Het Alternatief’ in 2013. Dat blijkt onder andere uit de woorden van onze minister en staatssecretaris van Onderwijs en de nota Onderwijs 2032 van staatssecretaris Dekker, maar ook uit de notitie Samen Leren, die tot stand kwam in een samenwerking tussen negen onderwijsmensen en vijf kamerleden van de twee regeringspartijen. Het ziet er dan ook naar uit dat leraren meer zeggenschap krijgen over de inhoud en de praktijk van het onderwijs.

Aan de andere kant zijn er plannen om juist de controle over de onderwijskwaliteit stevig in overheidshanden te houden. De Onderwijsinspectie onderzoekt hoe leerwinst en toegevoegde waarde kunnen worden gemeten om daarmee scholen verantwoording af te laten leggen. Ruim 30 jaar ervaring met toegevoegde waarde in de VS roepen de vraag op of dat een goed idee is. Een gastbijdrage van Dick van der Wateren.

Het ligt erg voor de hand. Als je als beleidsmaker of bestuurder wilt weten hoe goed een docent is, of een school, kijk je naar de cijfers. Je kijkt hoeveel kinderen overgaan en blijven zitten, je bekijkt de cijfers op het overgangsrapport, de Cito-scores, in- en uitstroom, aantal geslaagden voor het eindexamen, gemiddelde examencijfers. Maar aan die ruwe cijfers zitten allerlei nadelen.

Rendementsdenken niet ver genoeg doorgeschoten

Een heel goed artikel om twee redenen: ten eerste om de inhoud, ten tweede om de notie dat economisch denken juist wél belangrijk is, in tegenstelling tot wat vele ‘linkse mensen’ graag beweren – het is alleen van belang dat het economisch denken niet teveel verengt in korte-termijndenken: dat is het probleem van het huidige rendementsdenken. Niet het rendementsdenken zelf, maar de kortzichtigheid daarvan.

“In een Volkskrant-artikel over het rapport van de onderwijsinspectie verzucht Wim Kuiper, voorzitter van scholenvereniging Verus: ‘Er wordt te veel door een economische bril gekeken.’

Foto: VVBAD (cc)

Hallo bedrijven: wie betaalt, bepaalt

OPINIE - Beste bedrijven, als betrokken burger juich ik alle inbreng in het maatschappelijk debat toe. Zo ook uw bijdrage recent over de toekomst van het hoger onderwijs in Nederland. Heel moedig geeft u tegen de heersende moraal in dat rendementsdenken bij het hoger onderwijs wel gewenst is. En ook bent u van mening dat “arbeidsmarktrelevantie een belangrijker onderdeel van de prestatiebekostiging moet worden“. Prima.

Maar misschien mag ik daar iets over zeggen.

In uw betoog geeft u duidelijk aan dat uw denkkader (maximaal rendement halen => is maximaal profijt voor de aandeelhouders (lees hier “de maatschappij”), prestatiegericht werken) voor de zoveelste maal als enige en beste oplossing naar voren geschoven wordt voor instituten van de overheid. Het komt me voor dat de prestaties uit het verleden op dit punt niet tot onverdeeld positieve resultaten hebben geleid. Ik ben benieuwd welke lessen u wel geleerd heeft waardoor het nu gegarandeerd wel zou kunnen werken.

Daarnaast schuift u de arbeidsmarktrelevantie naar voren. Vanuit uw positie goed te begrijpen, ook al is de “economie” niet het enige deel van ons leven waar de universiteit dienstbaar aan zou moeten zijn.
Maar belangrijker bij dit punt vind ik uw gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid in deze kwestie. Immers, om de door u gewenste doelen te halen, zou een stevige zak met geld zo langzamerhand een goede bijdrage kunnen zijn in het verhogen van de kwaliteit. Jarenlange bezuinigingen hebben duidelijk niet opgeleverd wat u er van gehoopt had.
Maar de afgelopen jaren heeft uw sector stevige haar snor gedrukt op dit punt. Uw bijdrage in de inkomsten van het Rijk vertonen nog steeds een dalende trend.
belasting_475

Foto: Laauwen Media (cc)

Na het Maagdenhuis

OPINIE - Na elf dagen werd het Amsterdamse Bungehuis ontruimd, na ruim zes weken het Maagdenhuis. In beide gevallen leidde het tot forse discussies in de media. Voorstanders zetten de bezetters neer als helden, die opkomen voor democratisering en rechten voor studenten. Tegenstanders benadrukken dat de bezetters niet allemaal studenten waren. Dat het Maagdenhuis een puinzooi werd en de schade maar liefst is opgelopen tot een half miljoen.

Voor- en tegenstanders zullen beamen dat de bezettingen een nieuwe discussie hebben losgemaakt. Al eerder betoogde ik dat ik de actievoerders goed begreep: jarenlange lobby had immers weinig opgeleverd.

Natuurlijk, praten kan heel effectief zijn. In een goed gesprek overtuig je met goede argumenten. Voorwaarde is wel dat beide kanten van de tafel openstaan voor de mening van anderen en dat de verhoudingen in evenwicht zijn. Helaas ontbreken die ingrediënten vaak, zo toont de ontknoping van de bezetting in het Maagdenhuis pijnlijk aan.

Opvallend is dat weinig personen de doelen van de bezetters afkeuren. De nadruk ligt op de manier – de bezetting. Die wordt door critici afgedaan als een te zwaar middel. We vergeten bijna dat de studentenacties rond 1969 ook draaiden om democratisering van de universiteiten dat de studenten daarmee een aantal forse verbeteringen binnenhaalden.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Vorige Volgende