De toxische fusie van het marktfundamentalisme en etno-nationalisme

door Bram van Gendt Op dit moment vindt er een betreurenswaardig versmelting plaats van enerzijds het neoliberalisme en anderzijds populistisch etno-nationalisme. In dit stuk zal ik kort uitleggen wat beide politieke beleidsfilosofieën inhouden, inclusief hun historische achtergrond. Vervolgens zal ik expliciteren op welke manier deze fusie van beide ideologieën tot uitdrukking komt en hoe beide ideologieën elkaar complementeren. Tot slot zal ik, op basis van mijn persoonlijke opvattingen, laten zien hoe de samenleving wél ingericht moet worden en aantonen dat er ook gematigde versies van beide ideologieën bestaan die goed te combineren zijn met een pluriforme, multiculturele postmoderne samenleving. De Homo Economicus en de wonderen van de marktwerking Het neoliberalisme is een politieke beleidsfilosofie die sinds de jaren ’70 is opgekomen. De kern is dat de overheid kleiner en slagvaardiger diende te zijn. De kerntaken van de overheid zouden zich beperken tot het fungeren als markmeester en toezichthouder. Delen van de publieke sector moesten zodoende vermarkt worden. Daarnaast zouden delen van de sector op afstand moeten komen te staan, zodat ze niet meer onderdeel uitmaakten van het bureaucratische, centrale overheidsapparaat. De overheid zou daardoor eveneens dichter bij de burger komen te staan. Naast deregulering en decentralisatie van de overheid is er een evident mensbeeld te ontwaren dat is geworteld in macro-economische marktprincipes afkomstig uit de school van de achttiende-eeuwse econoom Adam Smith. Dit mensbeeld houdt in dat de mens een Homo Economicus is die volledig rationeel handelt om zijn eigen belangen en de bijbehorende (financiële) middelen te maximaliseren. De consequentie daarvan is dat de mens in een permanente concurrentiestrijd verkeert en dat de overheid deze strijd zoveel mogelijk moet faciliteren. Het mensbeeld is dus zeer individualistisch van aard; deze trend van individualisering is de afgelopen decennia verder tot wasdom gekomen door technologische en sociaal-economische ontwikkelingen, zoals digitalisering en een relatief hoge bestaanszekerheid, waardoor het idee is ontstaan dat de mens meer op eigen benen kan staan: zelfredzaamheid. De overheid heeft dus vooral een toezichthoudende en beheersende rol om de concurrentie tussen individuen te bespoedigen en om de economie flink te kunnen prikkelen. Daarnaast moeten de belastingen fiks verlaagd worden, vooral voor de hogere inkomens, om het zogenaamde trickle down-effect te krijgen: het idee dat belastingverlagingen voor hogere inkomens leiden tot additionele bestedingen en investeringen, wat een positief effect heeft op de economie, waardoor de samenleving als geheel erop vooruitgaat. Het komt erop neer dat neoliberalen een heilig vertrouwen hebben in de werking van de markt, en als je marktprincipes toepast op andere aspecten van de samenleving, dan zullen er vanzelf wonderen geschieden (de “invisible hand”). Het populistisch etno-nationalisme: anti-elitairisme en scherpe grenzen van de nationale gemeenschap Het etno-nationalistische populisme heeft zijn definitieve doorbraak gehad sinds de opkomst van Fortuyn. Na de moord op Fortuyn zijn er allerlei figuren op het politieke toneel verschenen die het kunstje van Fortuyn wilden overdoen: Verdonk, Wilders, Baudet, Eerdmans, Van Haga, en in mindere mate ook Van der Plas. Vanzelfsprekend is Wilders de meest succesvolle etno-nationalistische populist. Hoewel ik van mening ben dat we Baudet niet moeten onderschatten, omdat hij een succesvolle TikTok-campagne uitrolt die aanslaat bij de jongere generatie en bovendien een aanzienlijk aantal zetels kan heroveren van de strategische radicaal-rechtse stemmer die nu uitermate ontevreden is over het onderhandelingsresultaat (pro-Oekraïne, voortzetting energietransitie, enzovoorts), zal ik me desondanks beperken tot het etno-nationalistische populisme van de PVV. Dit populisme kenmerkt zich door een mythische, monolithische zienswijze op de Nederlandse bevolking. De PVV komt op voor dé Nederlander, maar wat dat Nederlanderschap exact behelst, wordt slechts op impliciete wijze duidelijk. De Nederlandse nationale gemeenschap heeft sterk gedefinieerde grenzen. In feite staat Wilders voor een nationale gemeenschap van vóór de komst van islamitische gastarbeiders. Deze mensen maken ‘pas’ een halve eeuw deel uit van de Nederlandse bevolking en worden beschouwd als een wezensvreemd element. Deze on-Nederlandse bevolkingsgroep wordt zoveel mogelijk geproblematiseerd, en er wordt een evident vijandbeeld geschetst. De religie van deze nieuwkomers wordt gebrandmerkt als een totalitaire ideologie die haaks staat op alle historisch gegroeide waarden die ons land Nederlands maken: de zogenoemde joods-christelijk-humanistische waarden. Om het nationale cultuureigen te beschermen tegen deze vijfde colonne, moet de islamitische religie en haar instituten onwettig verklaard worden. Daarnaast moet de overheid deze wezensvreemde ingezetenen zoveel mogelijk monitoren, en als leden van de Mohammedaanse gemeenschap criminele feiten begaan, dan moeten deze handelingen geprojecteerd worden op de gehele gemeenschap: het criminaliseren van de moslimgemeenschap. De veiligheidsdiensten moeten er alles aan doen om deze (gecriminaliseerde) gemeenschap onder de duim te houden; discriminatie van overheidswege is daarbij gelegitimeerd. Naast het criminaliseren van recentelijk toegetreden ‘leden’ van onze nationale gemeenschap wordt er ook een allesomvattende zondeboktheorie vervaardigd over deze bevolkingsgroep: zij zijn de schuldigen voor alle beleidsmatige fouten uit het verleden en/of huidige maatschappelijke uitdagingen (woningnood, tekorten in de zorg, etc.). Hierdoor heeft de etno-populist nimmer diepgaande oplossingen geponeerd voor complexe maatschappelijke problematiek. Dit raakt aan een volgend aspect van het etno-nationalistische populisme: de grootspraak en het idee dat deze magistrale politici met simplistische oneliners het land zullen redden van de ondergang. Deze ondergang zou door de huidige en voorgaande politieke elite zijn veroorzaakt, die gelooft in links-liberale onzin zoals klimaatverandering. Terwijl Wilders fel gekant is tegen de politieke elite, zegt hij te staan voor dat mythische Nederlandse volk. Hij vertolkt vanaf het spreekgestoelte de wil van het volk en hij weet feilloos wat de gevoelens zijn van het volk. Terwijl hij exact weet wat de stemming in het land is, is die verfoeide elite totaal vervreemd geraakt van het volk. Uitwerking van het neoliberalisme en populistisch etno-nationalisme in de 21e eeuw Het neoliberalisme is niet per definitie afkeurenswaardig. Het principe dat de overheid efficiënt en niet al te spilzuchtig te werk moet gaan, valt niets op aan te merken. Het is echter te ver doorgeschoten. De woningnood in Nederland is grotendeels te wijten aan deze doorgeschoten implementatie van het neoliberalisme: de overheid heeft simpelweg verzuimd om voldoende woningen te bouwen. Minister Blok beschouwde de woningmarkt als voltooid, waarbij (buitenlandse) beleggers vooral een gewichtige rol moesten gaan spelen. Woningcorporaties werden sinds de jaren ’90 verder op afstand gezet; ze moesten meer conform de wetmatigheden van de markt acteren en hun takenpakket werd ingeperkt. Als het gaat om andere onderdelen van de publieke sector, blijkt de privatisering van nutsvoorzieningen of staatsbedrijven niet per definitie (in sommige gevallen overigens wel) tot meer concurrentie of betere diensten en producten te leiden. Het leidt wel tot een beperkte toegankelijkheid van bepaalde voorzieningen. In dunbevolkte gebieden van Nederland is het openbaar vervoer bijvoorbeeld verschraald, omdat de buslijnen daar gewoonweg niet rendabel genoeg bleken te zijn. Daarnaast zorgt het ook voor hevige frustratie onder de bevolking en politici, omdat de politiek zeer weinig regie kan nemen. Ministers zijn daardoor meer systeembeheerders geworden; ze zijn slechts verantwoordelijk voor het feit dat het gedecentraliseerde, gedereguleerde systeem naar behoren functioneert. Zoals ik in de bovenstaande alinea heb duidelijk gemaakt, vind ik het basisbeginsel dat de overheid efficiënter moet werken niet noodzakelijkerwijs een slecht idee. Dat bestuurders en hoge ambtenaren daarvoor hun blik hebben geworpen op de private sector, is ook niet direct vreemd. Om inspiratie op te doen en verbeteringen aan te brengen, kan een kijkje in de andere keuken tot verfrissende, nieuwe inzichten leiden. Echter, de afgelopen bestuurlijke generaties hadden het mensbeeld — voortkomend uit het fundamentalistische marktdenken — nooit moeten overnemen: de notie dat mensen rationeel handelende wezens zijn die concurrenten van elkaar zijn en door de overheid beschouwd moeten worden als consumenten. Dit mensbeeld leidt ertoe dat de overheid de burger is gaan wantrouwen. Denk bijvoorbeeld aan het idee dat mensen maximaal zullen profiteren en misbruik zullen maken van het sociale stelsel. Deze kerngedachte heeft geleid tot het racistische toeslagenschandaal. Bovendien heeft het geleid tot meer concurrentie tussen burgers onderling. De flexibilisering van de arbeidsmarkt en de bijbehorende opkomst van de zzp’er heeft ertoe geleid dat mensen elkaar zijn gaan zien als rivalen, in plaats van dat de medemens iets gegund wordt en dat mensen onderling elkaar tot nieuwe hoogtes voorstuwen. Dit competitieve individualisme leidt tot veel stress en andere gezondheidsrisico’s. Die zero-sum mentaliteit moeten we dus weer helemaal achter ons laten, want het leidt, zoals ik heb getracht te schetsen, tot een negatief mensbeeld waarin weinig plaats is voor het collectieve belang. Het populistische etno-nationalisme heeft tot op de dag van vandaag (nog) geen wezenlijke beleidsmatige veranderingen teweeggebracht. Daarvoor is het simpelweg niet vaak genoeg aan de macht geweest. Wel heeft het geleid tot het verval van fatsoensnormen in de Kamer én in de samenleving. In de Kamer worden de meest vulgaire teksten uitgebraakt over ‘de ander’. Omdat politici fungeren als maatschappelijke rolmodellen, worden zulke gedragingen ook meer en meer de norm in de samenleving. Burgers vinden in groten getale dat de asielmigratie geremd moet worden, en negatieve vooroordelen over moslims en vluchtelingen zijn aan de orde van de dag. In 2018 (ruimschoots voor Wilders’ verkiezingsoverwinning) vond al ruim een kwart van Nederland dat vluchtelingen een directe bedreiging vormen voor de binnenlandse veiligheid. Sterker nog: als de NOS of een andere nieuwsomroep iets publiceert over een dodelijk incident waarbij vluchtelingen en/of statushouders betrokken zijn, wordt dit tegenwoordig door hele volksstammen gevierd als een overwinning: ‘Eindelijk zijn we van die uitvreters af.’ Mensen die van mening zijn dat er tegengeluid geboden moet worden tegen de xenofobe uitlatingen van radicaalrechts, worden geframed als ‘deugers’ of ‘vervelende moraliserende types’. Het etno-nationalistische populisme heeft dus met name het discours weten te beïnvloeden, en dat leidt ertoe dat de gedragingen ten aanzien van kwetsbare groepen (LHBTI-gemeenschap en niet-westerse mensen) wreder en onfatsoenlijker worden. Versmelting etnonationalisme en neoliberalisme De afgelopen tijd versterken het populistische etnonationalisme en neoliberalisme elkaar. Het neoliberalisme heeft bijvoorbeeld de woningnood veroorzaakt doordat de overheid verzuimd heeft om afdoende (sociale) woningbouw op te leveren. Vervolgens heeft het populisme deze weeffouten van het neoliberalisme misbruikt om hun welbekende zondeboktheorie af te stoffen: de vluchteling heeft de woningnood veroorzaakt. De PVV heeft er dus op een kwalijke manier voor gezorgd dat er na decennia van gevoerd neoliberalisme niet de juiste probleemanalyse wordt gemaakt: de marktprincipes zijn te veel toegepast op onze publieke sector. Na de totstandkoming van kabinet Schoof is er zowaar een fusie te constateren tussen het neoliberalisme en het populisme. Daar is het Regeerprogramma het product van. Dit kabinet heeft tot doel zoveel mogelijk levensbedreigende asielzoekers buiten te deur te houden, en voor de PVV is het dan met name belangrijk dat onze nationale gemeenschap niet al te veel islamiseert. Daarnaast moeten deze asielzoekers en Nederlandse moslims zoveel mogelijk in de gaten worden gehouden. De telefoons van asielzoekers dienen preventief uitgelezen te worden met behulp van kunstmatige intelligentie. Er moet strenger toezicht gehouden worden op ‘informeel onderwijs’; oftewel islamitische informele onderwijsinstellingen zullen strikt in de gaten worden gehouden. Door dit kabinet is er dus een discutabel beeld gecreëerd van de ander, namelijk dat de ander niet te vertrouwen is en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De minister van Financiën, Eelco Heinen (VVD), zorgt er vervolgens voor dat het neoliberale beleid niet drastisch herzien wordt, maar dat dit zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. Ik moet er namelijk bij opmerken dat de neoliberalisering van de Rijksoverheid gedeeltelijk wordt teruggedraaid, maar dat is sinds Rutte IV ingezet. Tijdens Rutte IV werd het ministerie voor Volkshuisvesting namelijk opnieuw opgericht om vanuit de overheid meer regie te nemen. Mona Keijzer zal dit tijdens het huidige kabinet min of meer voortzetten. Daar staat tegenover dat ‘begrotingshavik’ Eelco Heinen er alles aan zal doen om de overheid zoveel mogelijk conform marktprincipes in te richten. In De Volkskrant was ook de volgende quote te lezen: ‘Wij lijken het geloof in de markteconomie te verliezen. Ik geloof er heilig in dat als we loslaten, er hele mooie dingen kunnen ontstaan.’ Daarom besluit hij ook om de overheid aanzienlijk te laten slinken: het aantal ambtelijk personeelsleden moet krimpen, subsidies moeten verkleind of verminderd worden, en Heinen kiest voor bezuinigingen in plaats van dat de hogere inkomens kunnen rekenen op lastenverzwaringen. Heinen kiest er dus voor om publieke voorzieningen zoals het onderwijs te versoberen en de overheid kleiner te maken, zodat de economie niet afgeremd wordt door lastenverzwaringen, vanuit het principe dat dit de samenleving ten goede zal komen. Onnodige overheidsinterventies in de samenleving zullen uiteindelijk dat competitieve individualisme schaden. Daarnaast worden de hogere inkomens hoofdzakelijk bevoordeeld door het nieuwe koopkrachtbeleid, terwijl de minima en uitkeringsgerechtigden er door toedoen van het nieuwe Schoof-beleid in relatieve zin minder op vooruit gaan. Initieel zouden de lagere inkomens 4% erop vooruitgaan, en dat is deze zomer geschrapt door het kabinet Schoof. Het idee is namelijk dat ‘hard werken moet lonen’, wat impliceert dat minima en lagere inkomens niet hard zouden werken en dat uitkeringsgerechtigden sowieso door ongekende luiheid maar thuis op de bank zitten te hangen. Ook dit principe hoort naadloos bij het neoliberale beleid: het idee dat succesvolle mensen financieel geprikkeld moeten worden en dat minder succesvolle of weinig productieve mensen in negatieve zin geprikkeld moeten worden om tot lucratief ondernemerschap te komen (of gewoon zelfontplooiing) of om überhaupt productief te worden. De begrotingshavik is dus gefixeerd op de ‘markt’; hierdoor zijn de functionerende overheid en de samenhangende (semi-)publieke sectoren van ondergeschikt belang. Bedrijven en welvarende burgers worden daarom zoveel mogelijk ontzien, en minima en lagere inkomens moeten geprikkeld worden om ‘succesvoller’ te worden, want ‘hard werken moet lonen’. Dit is verhullende retoriek om te zeggen dat werkende mensen met een hoog inkomen en vermogenden bevoordeeld worden, wat onder andere raakt aan het idee van een trickle down-effect. Of Eelco Heinen zijn financiële beleid ook heeft geconformeerd aan de trickle down-theorie is niet duidelijk, maar het strookt in ieder geval wel met deze neoliberale beleidsopvatting, omdat er vooral beleid wordt geformuleerd ten behoeve van de hogere middeninkomens en de hogere inkomens. Maar ook de ‘samenleving’ moet ontgelden; hoewel burgers en (grote) bedrijven dus profiteren van dit neoliberaal-populistische kabinet, kan het verenigingsleven rekenen op een fikse btw-verhoging, evenals culturele instellingen. Het is tijd voor een ander mens- en wereldbeeld Deze combinatie van neoliberalisme en etnonationalisme is een gevaarlijke cocktail die onze samenleving uiteindelijk zal doen verkruimelen. Dit mensbeeld mag dan ook niet door de politiek gepromoot of genormeerd worden. Als deze denkbeelden worden gecombineerd, ontstaat een samenleving waarin individuen elkaar beconcurreren om ‘succesvol’ te zijn. De medemens wordt gezien als een rivaal die met hard werken weggeconcurreerd moet worden. Naast de angst voor de medemens als economische concurrent, wordt de angst voor de ander via het PVV-gedachtegoed op een andere manier versterkt. Dit gebeurt namelijk via de etnische dimensie: de angst dat de ‘ander’ de nationale cultuur vernietigt. Beide denkbeelden delen hetzelfde fundament: de medemens wordt negatief geportretteerd, ofwel vanuit een etnische of vanuit een financieel-economische invalshoek. Binnen de nationale gemeenschap zijn we hevig aan het concurreren met elkaar. Aan de randen van die gemeenschap proberen we de vreemdeling zoveel mogelijk te wantrouwen en een vijandsbeeld te scheppen. De politiek zou juist wederzijds vertrouwen moeten bevorderen. We moeten werken aan een samenleving waarin mensen omzien naar elkaar en beseffen dat we elkaar nodig hebben om vooruit te komen. De grenzen van de nationale gemeenschap hoeven niet strikt afgebakend te zijn. Ze moeten flexibel genoeg zijn om mensen kansen te geven om volwaardig lid te worden van de Nederlandse samenleving. Wanneer dit wederzijdse vertrouwen wordt gestimuleerd, durven mensen ook vaker risico’s te nemen en verantwoordelijkheid te dragen. Ze weten dan dat falen niet keihard zal worden afgestraft. Dit zal de samenleving optimistischer maken en minder kwetsbaar voor angstprojecties over vluchtelingen. Er ontstaat een echte “we-can-do-it”-mentaliteit. Nationalisme en liberalisme zijn niet per definitie slechte stromingen. Nationalisme creëert een bepaalde solidariteit, die we hebben ingezet om de verzorgingsstaat op te bouwen. Dit gevoel van samenzijn motiveert mensen elke dag om bijvoorbeeld te waken over onze veiligheid, zoals onze mannen en vrouwen bij Defensie. Maar dit nationalisme moet gepaard gaan met een hoge mate van inclusiviteit. Nieuwkomers en minderheden moeten erop kunnen vertrouwen dat ze volwaardige Nederlandse burgers kunnen worden, mits ze van goede wil zijn. Ze moeten hun democratische waarden weten te verenigen met hun migratieachtergrond of religieuze overtuigingen. Liberalisme is ook een waardevolle politieke stroming. Ondernemerschap en het beste uit jezelf halen moeten we aanmoedigen. Maar dit moet gebeuren zonder het toxische idee van competitief individualisme, en meer vanuit het besef dat we elkaar nodig hebben om tot creatieve en baanbrekende oplossingen te komen. De overheid heeft de taak om solidariteit en gemeenschapszin te ondersteunen, zowel financieel als op andere manieren. Zo creëer je een voedingsbodem van vertrouwen en saamhorigheid. Dit wij-gevoel moet ook doorwerken in andere delen van de samenleving, zoals het bedrijfsleven. Daarnaast moet de politiek de regie weer terugnemen op beleidsterreinen waar ministers nu weinig invloed op hebben, zoals energie-infrastructuur en openbaar vervoer. Gelukkig zien we dat de overheid op het gebied van woningbouw weer haar rol oppakt. Samen met het bedrijfsleven wordt gewerkt aan een evenwichtige woningmarkt en het opleveren van voldoende woningen. Dit artikel is overgenomen van anti-populista. Stukken op dat blog worden geschreven als bijbaan, dus mocht je het stuk waarderen kun je dat ook financieel laten blijken via deze link.

Door: Foto: Rijksoverheid, Ministerie van financiën, minister Eelco Heinen, foto Martijn Beekman

Workshop Nieuw Kapitalisme

Er was in 2008 een wereldwijde economische crisis voor nodig om het neoliberalisme uiteindelijk toch niet van z’n plaats te krijgen als dominante ideologie. Als een crisis, zo groot, die verandering niet teweeg brengt, hoe moet zo’n verandering waarvan de noodzaak voor velen duidelijk is dan beginnen? Klein?

Laten we eerst een paar dingen op een rij zetten over ideologieën, zoals de vraag wat we überhaupt onder een ideologie moeten verstaan?

Je kunt zeggen, een ideologie is een min of meer samenhangend stelsel van begrippen en ideeën. Een stelsel dat, in tijden van brede ideologische consensus, meestal op de achtergrond aanwezig is en zelf niet wordt betwist. Ze vormt dan de grondslag van het dagelijkse politieke en maatschappelijke debat. Vergelijkbaar met het speelveld in de sport: de lijnen op het voetbalveld, de zwart-witvlakken op het schaakbord, ze worden als uitgangspunt geaccepteerd.

Oude ideologieën

Neoliberalisme wordt de ideologie genoemd die in de jaren 80 dominant werd en waar zeker tot de kredietcrisis in 2008 brede consensus over bestond. Ze werd voorgegaan door het keynesianisme dat sinds de Tweede wereldoorlog leidend was geweest, maar geen antwoord had op de economische turbulentie in de jaren 70. Stagflatie bijvoorbeeld – een combinatie van inflatie en een stagnerende economie – kon binnen het keynesiaanse begrip van de economie eigenlijk niet bestaan. De ideologische consensus verbrokkelde, mede door de neoliberalen die wel antwoorden leken te hebben. Naar haar vertolkers werd steeds meer geluisterd en dat plaveide de weg voor een ideologische en een politieke omwenteling.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Roel Wijnants (cc)

Terug naar Thorbecke

RECENSIE - Het gaat niet goed met onze parlementaire democratie volgens Sybe Schaap, filosoof, oud-Eerste Kamerlid en inmiddels oud-lid van de VVD. Er zit rot in het systeem. De ondermijning van de democratie komt van binnen uit. Grondwettelijke taken van regering en parlement worden verwaarloosd. In plaats van het algemeen belang te dienen verbinden volksvertegenwoordigers en bestuurders zich steeds vaker aan deelbelangen. De kritiek van Schaap in zijn boek Politiek in een maalstroom lijkt oppervlakkig misschien op de ideeën van Omtzigt. Maar Schaap gaat wel veel dieper op de materie in en spaart ook de NSC-leider niet.

Zijn boek ‘over het lot van de representatieve democratie’ is niet gemakkelijk. Dat ligt niet zozeer aan de schrijfstijl. Schaap schrijft in korte, stellige staccato-zinnen en herhaalt veel. Maar zijn rechtsfilosofische benadering blijft erg abstract. Als lezer snak je af en toe naar concretisering van de stellingen en naar voorbeelden uit de actualiteit. En daar is Schaap niet scheutig mee. Het is meer een filosofisch dan een praktisch politiek boek. Politiek in een maalstroom neemt je mee terug naar de oorsprong van de burgerlijke democratie in de 19e eeuw, naar Thorbecke, die zijn boek vast en zeker gewaardeerd zou hebben. En naar de filosofen die de grondslag legden voor het huidige parlementair-democratische systeem zoals Kant en Montesquieu.

Foto: Andrew Newton (cc)

Francis Fukuyama’s lange weg

COLUMN - gastbijdrage van Harry Bleeker

Aan de VU in Amsterdam is er deze zomer weer een mooi cursusaanbod, waaruit ik er één heb gekozen: die over Francis Fukuyama en zijn nieuwe boek ‘Het liberalisme en zijn schaduwzijden’. De titel van dit nieuwe boek wekt voor mij de suggestie dat de maatschappelijke en politieke problemen van dit moment zijn ontstaan door een verkeerde interpretatie van het liberalisme. De hierna volgende quote uit een willekeurige recensie stipt dit ook aan.

“Het klassieke liberalisme verkeert in een staat van crisis. Dat dit systeem, dat is gebaseerd op fundamentele beginselen van gelijkheid en de rechtsstaat en dat de rechten van individuen om hun eigen vormen van geluk na te streven benadrukt, niet altijd zijn eigen idealen waarmaakte, is geen geheim.”

Ik denk dat juist het liberalisme ons op de route naar vernietiging van onze beschaving heeft gezet. De vrijheid om winst boven welzijn te stellen zonder daarvoor ter verantwoording te worden geroepen, heeft de mensheid in de situatie gebracht waarin we nu verkeren.

Veel meer op zijn plaats zou op dit moment de titel van het boek van Fukuyama uit 1992 zijn: ‘Het einde van de geschiedenis en de laatste mens’. Met als belangrijke toevoeging; ‘De slotscene’.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Andrew Newton (cc)

Waarom komt een alternatief voor het neoliberalisme niet van de grond?

ANALYSE - Het neoliberalisme is in de afgelopen jaren veelvuldig dood verklaard, maar lijkt ondertussen maar niet op te houden met bestaan. Dat is moeilijk los te zien van het gebrek aan een alternatief. Mensen willen best afscheid nemen van oude ideeën, maar dan moeten er wel nieuwe ideeën voor in de plaats komen. Waar zijn die nieuwe ideeën? Waar zijn de alternatieven?

Blijven hangen in het einde van de geschiedenis

Een deel van de verklaring ligt misschien in wat is blijven hangen van het befaamde artikel van Francis Fukuyama, The end of history or the last man. Het idee dat de liberale democratie een eindstadium is in de ontwikkeling van ons politieke systeem en ‘an unabashed victory of economic and political liberalism’. Hij zag een ‘total exhaustion of viable systematic alternatives to Western liberalism’.

Als alle alternatieven falen en je houdt het voor mogelijk dat er één systeem overblijft, als een eindstadium van een voltooide ontwikkeling, dan ligt nadenken over alternatieven niet voor de hand. In dat licht is het huidige besef dat er alternatieven nodig zijn vooruitgang. Een besef dat is geholpen door de antiglobalisten en Occupy. En door de econoom Piketty die aantoonde wat iedereen al dacht te zien, namelijk het probleem van toenemende verschillen tussen rijk en arm. In die zin komt het einde van de geschiedenis ten einde, maar dat betekent niet dat er al een nieuw begin is.

Foto: Marco Raaphorst (cc)

Het commonisme heeft de toekomst

Een alternatief voor het kapitalisme is te vinden in de ‘meenten’ (commons), schrijft Thijs Lijster in zijn boek Wat we gemeen hebben. De meent staat oorspronkelijk voor een gemeenschappelijk te gebruiken terrein in of vlak bij een dorp. Lijster tilt het begrip op tot een algemeen maatschappelijk principe en verplaatst het naar de hedendaagse maatschappij. De meent omvat kort gezegd alles wat ‘voor iedereen’ is en ‘van niemand’. Meenten zijn vandaag de dag te vinden, niet alleen in het gebruik van gemeenschappelijke grond, maar ook op het terrein van kennis, cultuur en de digitale informatievoorziening. In de herleving van de meent kunnen we een aanknopingspunt vinden om tegenwicht te bieden tegen het ongebreidelde kapitalisme dat is gebaseerd op privé-eigendom en individuele verrijking ten koste van de gemeenschap. Idealisme? Wacht tot je het boek hebt gelezen.

Dat de oude meenten nu in beeld komen in kritische beschouwingen over het kapitalisme is niet zo vreemd. Het verdwijnen van de gemeenschappelijke weides voor het hoeden van schapen en de bossen waar iedereen vrij kon jagen, bessen of paddenstoelen kon plukken, had alles te maken met de opkomst van het kapitalisme. Wat oorspronkelijk van niemand was en door iedereen gebruikt kon worden is in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa op veel plaatsen geprivatiseerd. Gemeenschappelijk gebied werd met steun van nieuwe wetten letterlijk omheind door machtige edellieden. De gebruikers bleven met lege handen achter en hadden op den duur geen andere keus dan hun arbeid te verkopen aan de nieuwe bezittende klasse. Daarvoor verhuisden ze in veel gevallen naar de steden om te gaan werken in de opkomende industrie, gefinancierd uit het grootgrondbezit. Even kort door de bocht gezegd. Lijster beschrijft deze geschiedenis uitgebreid en baseert zich onder andere op Elinor Ostrom (Governing the Commons, 1990) en Sylvia Federici (Caliban and the Witch, 2014). De laatste legt ook nog een interessante link tussen de onteigening van gemeenschappelijke gronden en de heksenprocessen in die dagen.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Foto: Tyler Hewitt (cc)

Empirische onderbouwing genegeerd in neoliberale wetgeving

ANALYSE - De neoliberale wetgeving van de afgelopen decennia bevoordeelt vooral sterke, onafhankelijke burgers, ten koste van de kwetsbaren. Dat concludeert hoogleraar Marijke Malsch bij nadere beschouwing van de empirische onderbouwing van diverse wetten en beleid.

Bij sommige wetten is het probleem waarop zij gericht zijn duidelijk en ligt ook de oplossing voor de hand. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het rookverbod in cafés en de dodehoekspiegels bij vrachtwagens. Doelen en beoogde effecten van deze wetten zijn behoorlijk helder en zijn via empirisch onderzoek relatief eenvoudig vast te stellen. Maar er zijn ook wetten die veel gecompliceerder zijn en waarbij ook normatieve en rechtspolitieke vraagstukken een rol spelen.

Wetten maak je niet zomaar. Een wet is een ingrijpend middel. In de Aanwijzingen voor de regelgeving staat dat eerst andere maatregelen moeten worden geprobeerd.[1] En het Integraal toetsingskader beleid en regelgeving stelt dat een goede onderbouwing van wetsvoorstellen nodig is.[2] Als er empirisch onderzoek beschikbaar is dat relevant is voor een nieuwe wet, dan zou dat dus in een wetgevingstraject moeten worden betrokken.[3] De kans is dan groter dat de wet ‘werkt’ en geen of minder ongewenste neveneffecten heeft.

In dit artikel analyseer ik achtereenvolgens wetgeving en beleid over mensenhandel en prostitutie, over het spreekrecht voor slachtoffers en over het afbouwen van de ‘instituutszorg’.[4]

Foto: Abhi Sharma (cc)

Neoliberalisme, een Nederlandse geschiedenis

RECENSIE - gastbijdrage van Hans Custers

In 1993 trad het Verdrag van Maastricht in werking en een jaar later volgde een uitgebreide herziening van het GATT-akkoord. Beide verdragen hadden tot doel om de internationale vrijhandel te bevorderen. Bram Mellink en Merijn Oudenampsen beschrijven in hun boek wat er daarna gebeurde: er verscheen een artikel in NRC (betaalmuur) met de kop: ‘Nationale elite moet de economie redden.’ Het zag er somber uit voor de Nederlandse economie, die niet in staat was om te concurreren met het buitenland, was de waarschuwing.

Er waren geen verklaarde tegenstanders van die vrijhandelsakkoorden aan het woord, die hun nederlaag niet konden accepteren. Integendeel, NRC citeerde topambtenaar van Economische Zaken Ad Geelhoed, econoom en PvdA-prominent Arie van der Zwan, Rabobankbaas en invloedrijke CDA’er Herman Wijffels, Philips-directeur Jan Timmer en VVD-leider Frits Bolkestein. Stuk voor stuk pleitbezorgers van een mondiale vrije markt. Ze waren het eens over de remedie: ‘ingrijpende veranderingen op het gebied van sociale zekerheid, belastingen en arbeidsverhoudingen.’ Met een doortastend beleid van een nieuw kabinet dat later dat jaar aan zou treden zou het goed kunnen komen, dacht Geelhoed: ‘Het is mogelijk, maar het kost wat in termen van gerief, van dingen waar we aan gewend zijn.’

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: cc Emma Simpson via Unsplash.

Neoliberaal getinte ‘roze’ positieve gezondheidsbril verblindt

COLUMN - Rob Arnoldus en Mark de Koning

Welzijns-en gezondheidsinstanties omarmen schijnbaar gedachteloos het concept van positieve gezondheid. Met veerkracht, eigen regie en coping komt de zieke in beeld als een gezond mens. Het concept doet geen recht aan het lijden van ernstig zieke patiënten, aan de positie van groepen die over onvoldoende gezondheidsvaardigheden beschikken, en ook niet aan het recht op gezondheid.

In 2011 verschijnt een artikel van Machteld Huber en collega’s in het British Medical Journal waarin afscheid wordt genomen van het alledaagse denken over gezondheid en impliciet ook van het recht op (volledige) gezondheid – als tegenpool van ziekte. De auteurs nemen afscheid van definitie van de World Health Organization (WHO) waarin gezondheid wordt gezien als een toestand van compleet lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden – en niet alleen de afwezigheid van ziekte en gebrek. Volgens hen zou de WHO-definitie medicalisering in de hand werken, te veel de nadruk leggen op wat niet kan en daarmee (oudere) chronisch, zieke mensen definitief ziek kunnen verklaren.

In hun nieuwe positieve omschrijving wordt gezondheid benoemd als het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van lichamelijke en sociale uitdagingen van het leven. Op de voorgrond staat het adaptievermogen: het vermogen van een individu om zich aan te passen aan een gewijzigde situatie. Sleutelbegrippen zijn veerkracht, eigen regie en coping.

Volgende