Post-atheïst | Esthetiek
COLUMN - Zondag herdacht de katholieke kerk Petrus en Paulus, de twee apostelen die het christendom naar Rome brachten en daar om het leven kwamen toen keizer Nero de christenen liet executeren. De intree in de hemel is voor christenen iets feestelijks en lange tijd zette het Vaticaan de feestelijkheden op 29 juni extra luister bij door duizenden en duizenden lantaarns op de koepel van de Sint-Pieter te plaatsen. De foto, die de Vlaamse classicus Patrick Lateur zondag op zijn Facebookpagina deelde, toont de laatste keer dat dit gebeurde, in 1937.
Voor een moment heb ik overwogen op Lateurs Facebookpagina te schrijven dat het Vaticaan de traditie moest herstellen. Het heeft iets feeërieks. Ik zou ook de paus wel eens met een tiara hebben willen zien, rondgedragen in zijn draagstoel, en ik zou ook eens een Vaticaanse hoogmis hebben willen bijwonen, zoals die moet zijn geweest voor het Tweede Vaticaanse Concilie. Puur vanuit historische en esthetische motieven, zoals ik ook zou willen rondneuzen in Versailles, een Kruisvaarderskasteel of de bibliotheek van Alexandrië.
Maar nee, het Vaticaan kan de koepel van de Sint-Pieter beter ongeïllumineerd laten. Als ik voor de katholieke kerk een balans van goede en minder goede dingen zou moeten opmaken, dan staan de pracht en praal vrij hoog in het lijstje van mindere zaken. Voor het goede begrip haast ik me te zeggen dat er ook een lange lijst van goede dingen bestaat, waarbij ik meteen denk aan de wijze waarop de parochie in mijn stadswijk zorgt voor vereenzaamde ouderen, aan de hulp die de zusters augustinessen boden aan een gedwongen prostituee en een vluchtelinge, of aan recente pauselijke uitspraken over de georganiseerde misdaad.