Hulspas weet het | De dokter wanhoopt nooit
COLUMN - Het is een ijzeren medische wet: de dokter blijft altijd optimistisch. Die wil altijd verder gaan. Die heeft altijd wel een andere aanpak, een experimenteel middel… maar opgeven, nee. Opgeven is het voorrecht van de patiënt. Pas als dié de handdoek in de ring gooit, mag de dokter berusten in het onvermijdelijke. Tot die tijd, blijft hij geloven in een goede afloop.
Een ultiem voorbeeld van deze onverwoestbare geestesgesteldheid was de uitspraak van de Utrechtse hoogleraar René Bernards nu drieënhalf jaar geleden in De wereld draait door dat ‘de meeste vormen van kanker’ over give or take twintig jaar chronische ziekte zouden zijn. De wetenschap had kanker zo’n beetje ontrafeld, vertelde hij (ongetwijfeld tot verbazing van veel collega’s) en het initiatief lag nu bij de industrie om al die kennis om te zetten in nieuwe therapieën. Het klonk fantastisch – en daarom zat hij daar ook.
Zijn woorden gingen vervolgens het land door als betrof het een zeer gewaagde uitspraak. En een keiharde belofte, want afkomstig uit de mond van een veelbelovende wetenschapper. Maar het hoeft geen betoog dat een dergelijke voorspelling nauwelijks iets voorstelt. Veel vormen van kanker waren drie jaar geleden al gedurende geruime tijd onder controle te houden. En als doktoren daar steeds beter in slagen (en mede gezien het feit dat verreweg de meeste kankerpatiënten, wanneer de diagnose wordt gesteld al een gezegende leeftijd hebben bereikt) wordt de kans dat een andere doodsoorzaak de kanker vóór zal zijn, niet denkbeeldig. Maar wat kan de farmaceutische industrie ons nog bieden? Is ze überhaupt op de goede weg?