ANALYSE - Het Montesquieu instituut vroeg Prof.dr. Gerrit Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen een inschatting te maken van de stabiliteit van Rutte III. Hij acht de kans dat dit kabinet de eindstreep haalt niet erg groot.
‘De coalitie van twee christelijke en twee liberale partijen is gebouwd op tegenstellingen’, somt Voerman op. ‘Het kabinet heeft in het parlement een minieme meerderheid. De ploeg bestaat uit onervaren ministers. En bovendien blijven de partijleiders, op Rutte na, in de Kamer – om het profiel van de eigen partij te bewaken.’
De Groningse hoogleraar loopt de ‘risico-inventarisatie’ punt voor punt langs:
-
–
‘De samenstelling van de coalitie – CDA en ChristenUnie aan de ene kant, VVD en D66 aan de andere kant – is van dien aard dat er ideologische spanningen zijn ingebouwd. Tweede partijen die het product van gemeenschapsdenken zijn versus twee partijen met een veel individualistische, zelfs vrijzinniger inslag: dat is vragen om problemen. De breuklijnen – identiteit, integratie, Europa – zijn weliswaar in het regeerakkoord weggewerkt, maar ze bestaan nog wel degelijk.’
-
–
‘Het kabinet kan rekenen op minieme meerderheid, zowel in de Tweede als de Eerste Kamer. Elk kamerlid heeft de nucleaire optie in handen, zoals CDA-leider Sybrand Buma het noemt. Er is weinig voor nodig om de meerderheid kwijt te raken. Omdat regeren bijna altijd kiezersaanhang kost, is er alle kans dat de coalitie in elk geval in 2019 – na de provinciale verkiezingen – in de Eerste Kamer de smalle meerderheid verliest.’