Eenheid en identiteit: een pleidooi voor Romantische ironie
Als het slecht weer is heb ik tijd voor inspiratiebronnen. Op de vlooienmarkt koop ik een DVD van Neil Young and Crazy Horse: de film die Jim Jarmusch een aantal jaren geleden van de band maakte. Het is een combinatie van gesprekken en muziek: ”Ga het succes uit de weg, waar je aan ten onder gaat”, zegt Neil Young. Boeiend is het gesprek met zijn basgitarist, die zegt: ” je moet je overgeven aan de energie van Neil. Als ik zelf probeer te spelen en te reageren, wordt het niks. Maar als ik me overgeef, ontstaat er een natuurlijke eenheid”. Crazy Horse was een soort familie van broers. Jarmusch laat ze baldadig, maar ook ruziënd zien.
Zaterdag zie ik voor de tweede keer “Dances with wolves”; de eenzame soldaat John Dunbar, die een voorpost bemant van het Amerikaanse leger, ergens in het verre westen. Hij probeert harmonisch te leven met de natuur die hem omringt, raakt bevriend met een wolf, leert geleidelijk de taal van de Indianen en krijgt waardering voor hun cultuur en gevoel voor humor, vindt de liefde. Het leger verwacht niets van hem en geleidelijk wordt hij indiaan. Maar het is niet zo simpel van identiteit te veranderen, als je blank bent. Als hij “Dances with Wolves” is geworden zoekt het leger hem op en behandelt hem als een verrader. Hij is roodhuid geworden. Geweld is zijn deel. De aftiteling meldt dat enige jaren later de laatste indianenstam in een reservaat belandt. Het roept een rare vraag op: kun je in volstrekte harmonie van identiteit veranderen? De Indianen accepteren dat hij een blanke huid heeft, het leger accepteert niet dat hij zich gedraagt en kleedt als indiaan.