COLUMN - Elf Europese landen voeren vanaf 2016 een belasting op financiële transacties in. Dit betekent dat een investeerder elke keer dat hij een aandeel koopt, een kleine belasting betaalt op die transactie. De belasting wordt ingevoerd zodat banken betalen voor de overheidssteun ze ontvingen tijdens de crisis. Maar het is sterk de vraag of de financiële sector er ook stabieler van wordt.
Een transactiebelasting wordt ook wel Tobin tax genoemd, naar de Nobelprijswinnende econoom. Hij bedacht dat een kleine belasting van bijvoorbeeld 0.5 procent op elke wisselkoerstransactie wisselkoersspeculatie afremt. Minder speculatie zorgt dan voor stabielere wisselkoersen en daardoor meer internationale handel. Die belasting werd dan het liefst wereldwijd ingevoerd en de opbrengsten konden naar het IMF of de Wereldbank.
En de opbrengsten kunnen hoog zijn. Elke dag gaan vele miljarden om in de handel in waardepapier, zodat zelfs een belasting van zeg 0.1 procent een behoorlijke opbrengst kan hebben. Een groep ngo’s die campagne voert onder de naam Robin Hood Tax, schat de opbrengsten op honderden miljarden dollars per jaar. Belasting heffen moet je toch, en door een Tobin tax kan de belasting op arbeid misschien wel omlaag.
Er zitten wel haken en ogen aan de belasting. Allereerst is het lastig om een belasting wereldwijd in te voeren. Slimme investeerders mijden landen die de belasting invoeren en zoeken belastingparadijzen uit om hun aandelen te kopen, zodat landen de prikkel hebben niet mee te doen. Ook valt de belasting te omzeilen door juist te speculeren op de groepen waardepapier die niet onder de belasting vallen. En wanneer de belasting succesvol is, neemt het aantal transacties af, waardoor de inkomsten lager uitvallen. Dit zijn ongeveer de ervaringen van Zweden, dat in de jaren tachtig een transactiebelasting invoerde op aandelen.