Politieke kaskraker: verbod op gewelddadige games

De roep om een verbod op gewelddadige video- en computergames is zo oud als het spel zelf. Minister Hirsch Ballin voegde vorige week een klein stukje toe aan deze ‘continuing story’ met zijn brief aan de Tweede Kamer over een motie van Van der Staay (SGP). In de brief houdt de minister de boot nog even af. Hij wil eerst nagaan of het in 2009 gesloten convenant met de detailhandel over verkoop aan minderjarigen van games en ander beeldmateriaal heeft gewerkt. De gamers zijn bij het lezen van het ministeriële proza kennelijk niet helemaal tot het einde gekomen, want zij zijn onmiddellijk een petitie gestart om een dreigend verbod af te wenden. Als er al een verbod zou komen is het trouwens ook nog de vraag of dit een totaalverbod zal zijn of dat het alleen voor minderjarigen geldt. Er zit hier echter wel een gemeen addertje onder het gras.
Hirsch Ballin vindt in zijn brief een verbod mogelijk en wenselijk, maar aarzelt nog op het punt van de effectiviteit. Hij is van mening dat “op basis van overwegingen van strafrechtspolitieke aard een algeheel strafrechtelijk verbod worden gegrond op de overweging dat de samenleving als geheel gevrijwaard moet blijven van extreem gewelddadig beeldmateriaal en dat potentiële slachtoffers bescherming behoeven.” De overheid mag ingrijpen om te voorkomen dat er geweld wordt gebruikt door iemand die onder invloed van gewelddadige beelden handelt. De directe relatie tussen zien en handelen is voor de minister kennelijk een feit.