COLUMN - Met de Wet Werk en Zekerheid wordt de tweedeling op de arbeidsmarkt alleen maar erger: flexwerkers worden eerder ontslagen, terwijl het vangnet achteruit holt.
Hij werd deze week nog even uitgesteld maar hij komt er echt: de Wet Werk en Zekerheid. Deze wet klinkt zo saai dat er nauwelijks over geschreven wordt. Toch is het een nogal ingrijpende wet, waarin weer gesneden wordt in de WW en het ontslagrecht.
Het idee achter deze wet zou zijn dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt is doorgeslagen. Er is een kloof ontstaan tussen werknemers. Aan de ene kant staan de werknemers met ontslagbescherming en een CAO, aan de andere kant de zogenaamde flexwerkers, die vrijwel geen rechten hebben. Daarbij groeit de groep flexwerkers ten koste van het aantal werknemers met een vast contract. Dit was al meer dan een decennium aan de gang, maar wordt nu versterkt door de crisis.
Met de Wet Werk en Zekerheid wordt daarom het ontslagrecht meer gestandaardiseerd, ontslagvergoedingen worden gemaximeerd, en er worden maatregelen getroffen om ‘de rechtspositie van flexwerkers verbeteren’. Ten slotte wordt de WW hervormd.
Deze maatregelen maken de situatie echter alleen maar erger.
Met het verbeteren van de rechtspositie van flexwerkers wordt namelijk bedoeld dat de overheid gaat proberen werkgevers te dwingen flexwerkers eerder een vast contract te geven. De eigen rechtspositie van flexwerkers wordt daardoor helemaal niet verbeterd. Die blijft even belabberd. Ook hun perspectief wordt er niet beter op, want door bedrijven te verplichten flexwerkers eerder in dienst te nemen, zullen mensen in praktijk simpelweg nog eerder ontslagen worden dan nu al het geval is. Hiermee wordt het tegenovergestelde bereikt van wat bedoeld is.