Terwijl wij, de Nederlanders, over elkaar heen buitelen in gekissebis over een in het rond schietende christelijke haatconservatief, over de woorden van een van zijn Grote Roergangers en hoe gevaarlijk ze al dan niet zijn, over het getortel van een politica zes jaar terug in de Afghaanse woestijn, en de voorzichtige danspassen van een Premier op Dance Valley, stort het hele kaartenhuis langzaam in elkaar. Terwijl wij vrolijk zitten te rummikubben aan tafel, wankelen de muren, en komt het stuc van het plafond naar beneden. We zouden ons daar druk over kunnen maken. We zouden kunnen nadenken over de stutten die we moeten plaatsen. We zouden emmers kunnen pakken om het lekkende water op te vangen. We zouden het bouwbedrijf kunnen bellen. Maar ja. We zitten te rummikubben. En als je rummikubt, kub je rummi. Dat huis, dat blijft nog wel even staan. Staat al eeuwen, hoor. Is gewoon de leeftijd, en de wind. Komt goed.