Kroatië laat fascistische leuze weer toe
ELDERS - Het botert nog steeds niet tussen buurlanden Kroatië en Servië. De tolerantie van de Kroatische regering tegenover herlevend fascisme zet de verhouding wederom onder druk.
Het is de Servische premier Ana Brnabic vorige week niet gelukt haar Kroatische collega Andrej Plenkovic aan de telefoon te krijgen. Ze probeerde het contact te herstellen nadat een Kroatische parlementsdelegatie het bezoek aan Belgrado voortijdig had afgesloten. De delegatie keerder huiswaarts na provocaties van de ultra-nationalistische Servische politicus Vojislav Šešelj, die nog onlangs door de opvolger van het Joegoslavië Tribunaal veroordeeld is tot tien jaar gevangenisstraf wegens oorlogsmisdaden tijdens de burgeroorlog. Šešelj beledigde vorige week de Kroatische gasten door hen voor fascisten uit te maken en op hun vlag te gaan staan.
Zondag werd vervolgens de Servische minister Aleksandar Vulin verhinderd in Kroatië een herdenkinsgdienst bij te wonen van de slachtoffers van de nazi’s in het voormalige concentratiekamp Jasenovac. Over wat daar in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd en wie daarvoor verantwoordelijk zijn verschillen de Serviërs en Kroaten hartgrondig van mening. De Serviërs beschuldigen het anti-slavische en antisemitische Ustaša-regime van Ante Pavelić van moord op Joden, Roma, Serviërs en Kroaten die tegen het regime waren. Zij werden in de vazalstaat van Hitler tussen 1941 en 1945 omgebracht in verschillende kampen, waaronder Jasenovac. Vulin vindt dat de Kroatische autoriteiten de misdaden van het Ustaša-regime bagatelliseren. Volgens Joodse organisaties geven de Kroaten een verkeerd beeld van Jasenovac. “Er zijn geen doden te zien op de foto, het lijkt niet op een executiekamp.” Servische anti-fascisten organiseren daarom sinds enkele jaren hun eigen herdenking van de slachtoffers in Jasenovac.