Stopt de overheid nu zelf ook met het discrimineren van huurders?

De discriminatie door verhuurders is “zeer alarmerend”, aldus minister Ollongren in reactie op landelijk onderzoek. Maar de overheid maakt zich ook zelf schuldig aan discriminatie van huurders door de inzet van de Rotterdamwet en de Leefbaarometer. Uit een landelijk onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) naar discriminatie bij woningverhuur blijkt dat woningzoekers met een buitenlands klinkende naam vaker afgewezen voor een huurhuis dan woningzoekers met een Nederlandse naam, en dat makelaars en bemiddelaars vaak meewerken aan het verzoek om bepaalde groepen uit te sluiten voor een huurwoning. Het onderzoek bevestigt de uitkomsten van eerdere onderzoeken op kleinere schaal (bijv. van de Groene Amsterdammer in 2018, van Radar in 2019, en onderzoeken in Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en Den Haag in 2020 en dit jaar). “Zeer alarmerend” Minister Ollongren kondigde direct aan dat de aanpak van discriminatie door verhuurders wordt geïntensiveerd, want: Dat vind ik zeer alarmerend. Discriminatie is niet toegestaan en wordt niet getolereerd. Dat geldt zowel voor de verhuurbemiddelaars als voor de verhuurder die zijn woning openbaar aanbiedt. Fijn dat de ogen van de minister geopend zijn, maar gaat de minister dan nu ook eindelijk het eigen beleid kritisch onder de loep nemen? Al jaren verstrekt de minister via de omstreden Rotterdamwet aan gemeenten een wettelijke basis om huurders te discrimineren op basis van hun inkomen, en indirect hun afkomst, met het doel om de leefbaarheid in zogenaamde achterstandswijken te verbeteren. En ook het aanwijzen van de gebieden waar deze discriminerende wet mag worden ingezet is gebaseerd op een discriminerend instrument, de Leefbaarometer. Rotterdamwet Het is inmiddels alweer 16 jaar geleden dat het kabinet de Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek (bijnaam ‘Rotterdamwet’) invoerde, waarmee gemeenten met toestemming van de minister van BZK gebieden kunnen aanwijzen waar maatregelen kunnen worden ingezet om de leefbaarheid te verbeteren. Een van die maatregelen is de inkomenseis, waarmee in aangewezen gebieden potentiële huurders met een inkomen uit bijstand kunnen worden geweigerd. Het gaat om huurwoningen van zowel particuliere verhuurders als woningcorporaties. De inkomenseis werd, na een Rotterdams experiment in 2005, direct ingezet in vier wijken in Rotterdam (allemaal op Zuid) en later uitgebreid naar vijf wijken. Ook Tilburg, Den Bosch, Nijmegen en Vlaardingen passen inmiddels de inkomenseis toe. Later is er aan de wet een maatregel toegevoegd die het mogelijk maakt om kandidaat-huurders met bepaalde sociaaleconomische kenmerken voorrang te geven, zoals mensen in maatschappelijke beroepen. Dit klinkt al een stuk minder discriminerend, maar in feite komt het op hetzelfde neer: mensen zonder die gunstig geachte kenmerken krijgen geen toegang tot huurwoningen. Deze maatregel wordt in verschillende wijken in Rotterdam ingezet, in Schiedam en in gebieden in Den Haag. “Het probleem heeft een kleur” De naam zegt het al: het idee voor de Rotterdamwet werd in Rotterdam geboren. Wie kijkt naar de aanleiding en onderbouwing van de inkomenseis, ziet dat het duidelijk óók gaat om het weren van mensen met een migratieachtergrond (vooral ‘niet-westers’). “De kleur is niet het probleem, maar het probleem heeft wel een kleur,” stond er in het beleidsdocument Rotterdam zet door uit 2003. Bovendien raakt uitsluiting op grond van inkomen en arbeidssituatie indirect groepen met een migratieachtergrond die vaker een bijstandsuitkering ontvangen. Onder meer de Raad van State en de Commissie Gelijke Behandeling (in 2012 opgegaan in het College voor de Rechten van de Mens) waren kritisch over de inkomenseis vanwege indirecte discriminatie op grond van afkomst. Bij behandeling in de Eerste Kamer noemde een GroenLinks-senator het wetsvoorstel een “schandalig, discriminerend, haast racistisch voorstel”. Zelfs een CDA-senator, die uiteindelijk wel akkoord ging, waarschuwde voor discriminatie. Het bezwaar van indirecte discriminatie echter werd door het kabinet en een meerderheid van de Tweede Kamer in de wind geslagen. Een kandidaat-huurder die de inkomenseis bestreed tot aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens werd helaas door het Hof in het ongelijk gesteld, maar dat deze vorm van discriminatie gerechtvaardigd is staat niet onomstotelijk vast. Zo oordeelden twee rechters in de 'dissenting opinion' dat discriminatie op grond van inkomen niet gerechtvaardigd kon worden. Leefbaarometer En het gaat nog op een andere manier mis bij het ministerie van BZK. Om te bepalen waar de Rotterdamwet moet gelden, waar het dus slecht met de 'leefbaarheid’ is gesteld, wordt het door het Rijk ontwikkelde instrument de Leefbaarometer gebruikt. Dit instrument geeft een inschatting van de leefbaarheid gebaseerd op honderd kenmerken van een gebied, onderverdeeld in vijf dimensies. De dimensie ‘Bewoners’ bestaat uit 16 indicatoren en maar liefst 7 daarvan hebben te maken met afkomst. Het aandeel ‘westerse allochtonen’ in een straat, buurt of wijk telt positief mee voor de inschatting van de leefbaarheid, terwijl het aandeel ‘MOE-landers’ (Midden- en Oost-Europeanen), ‘niet-westerse allochtonen’, ‘Marokkanen’, ‘Surinamers’, ‘Turken’ en ‘overige niet-westerse allochtonen’ een negatieve impact hebben op de leefbaarheidsscore. Ook hier komt overigens het sociaaleconomische component weer terug in het aandeel arbeidsongeschikten en bijstandsgerechtigden (beide negatief voor de leefbaarheidsscore). De Rotterdamse gemeenteraad heeft minister Ollongren verzocht te onderzoeken of de Leefbaarometer op het punt van afkomst kan worden herzien. Het model wordt elke twee jaar herijkt, antwoordde de minister (pdf), waarbij rekening wordt gehouden met “nieuwe ontwikkelingen en inzichten” wat ertoe zou kunnen leiden dat de indicatoren over afkomst uit het model gaan. Gelijke toegang tot huisvesting Uit alles blijkt dat de minister en haar voorgangers die verantwoordelijke zijn voor de Rotterdamwet een heel beperkt idee hebben van wat discriminatie op de woningmarkt behelst en wat de overheid daartegen moet doen. Expliciet racisme in de trant van ‘liever geen Marokkaanse/Poolse huurder’ is zeer ernstig en moet worden aangepakt. Maar het gaat er evengoed om dat de overheid gelijke toegang tot huisvesting garandeert en waarborgt voor groepen burgers, zeker voor mensen die financieel kwetsbaar zijn of het risico lopen om gediscrimineerd te worden. De Rotterdamwet doet het tegenovergestelde: de wet beperkt de vrijheid van vestiging voor mensen die leven van een uitkering en maakt het hen dus moeilijker om een woning te vinden. Een obstakel voor het afdwingen van rechtvaardig beleid is dat sociaaleconomische status in de Nederlandse wet geen discriminatiegrond is. Maar in de woorden van een SP-senator uit 2005: de inkomenseis van de Rotterdamwet “[maakt] kansarmen nog kansarmer.” De Speciale Rapporteur voor het recht op huisvesting van de Verenigde Naties is er duidelijk over: het volkshuisvestingsbeleid moet erop gericht zijn om groepen te helpen die beperkt toegang hebben tot huisvesting, zoals mensen die in armoede leven, en het beleid moet voorkomen dat huisvesting de sociaaleconomische ongelijkheid en uitsluiting verergert. De Rotterdamwet vergroot juist ongelijkheid en uitsluiting op de woningmarkt. Stop met de Rotterdamwet, herzie de Leefbaarometer Antidiscriminatiebeleid betekent ook het actief tegengaan van stigmatisering. Stigmatisering van groepen maakt iemand misschien niet direct dakloos, maar het heeft negatieve persoonlijke en maatschappelijke consequenties en zou om die reden door de overheid actief bestreden moeten worden. Het past dan ook niet dat de minister het discriminatoire karakter van de Leefbaarometer ontkent omdat het model “geen causaal model, maar een indicator-model” zou zijn. De Leefbaarometer werkt wel degelijk stigmatiserend door een koppeling te maken tussen afkomst en leefbaarheid. Nu de minister ervan overtuigd is dat discriminatie op de woningmarkt een stevige aanpak vereist, mogen we verwachten dat ze ook het eigen discriminerende beleid aanpakt: schaf de Rotterdamwet af en herzie de Leefbaarometer.

Foto: risingthermals (cc)

Waarom identiteitspolitiek noodzakelijk blijft

ESSAY - van Katrien Schaubroeck (Universitair hoofddocent Universiteit Antwerpen)

Identiteitspolitiek is een scheldwoord geworden. Iets waar je liever niet aan doet, want dan krijg je een hoop rotzooi over je heen. Niets dat zo polariseert als een mening over identiteit. Maar zogenaamde identiteitsstrijden zijn in oorsprong gevechten tegen onderdrukking. Vanuit moreel opzicht is het dan ook merkwaardig dat daar zo veel ophef over is ontstaan.

De Zwarte feministen van het Combahee River Collective

Dat de term identiteitspolitiek een stevige ‘bad rap’ heeft gekregen komt doordat publieke intellectuelen zoals Francis FukuyamaGreg Lukianoff en Jonathan Haidt en dichter bij huis mensen als Sid Lukkassen zich de term identiteitspolitiek toegeëigend hebben om er hun cultuurkritiek op te bouwen.

Maar als we teruggaan naar de geboorte van het begrip, moeten we kijken naar het Combahee River Collective, een collectief van Zwarte feministen dat in de jaren zeventig actief was in Boston. In de missieverklaring van het collectief, gepubliceerd in 1977, lezen we dit:

“This focusing upon our own oppression is embodied in the concept of identity politics. We believe that the most profound and potentially most radical politics come directly out of our own identity, as opposed to working to end somebody else’s oppression.”

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Zwart Manifest

Volgend op de Black Lives Matter-demonstraties van afgelopen zomer, heeft de Zwarte gemeenschap een Zwart Manifest opgesteld om institutioneel anti-zwart racisme te bestrijden en Zwarte emancipatie te bevorderen. Het manifest behandelt twaalf domeinen, waaronder onderwijs, huisvesting, arbeidsmarkt en justitie en veiligheid, en doet concrete voorstellen voor het tegengaan van racisme.

Gisteren, op de Internationale Herdenkingsdag van de Slachtoffers van Slavernij en de trans-Atlantische Slavenhandel, werd het manifest gelanceerd tijdens een online programma van Pakhuis de Zwijger.

Foto: Fibonacci Blue (cc)

Wat te doen tegen moslimhaat en moslimdiscriminatie?

ONDERZOEK - Wat kan er gedaan worden om moslimhaat en moslimdiscriminatie tegen te gaan? Dit was een van de vragen in een verkennende peiling die in januari was uitgezet. In totaal gaven 225 respondenten een antwoord op deze open vraag. Het leverde 20 A4’tjes aan interessante suggesties op. In dit artikel geeft Ewoud Butter, geclusterd, een samenvatting van deze suggesties.

De verkennende peiling was uitgezet in opdracht van het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie en Emcemo. Ruim 600 respondenten namen deel. Er werd gevraagd naar ervaringen met moslimdiscriminatie en naar mogelijke interventies die tegen moslimdiscriminatie genomen zouden kunnen worden. In dit artikel deed ik met Martijn de Koning al verslag van de peiling en gingen we vooral in op de ervaringen met moslimdiscriminatie. Dit artikel gaat over de suggesties tegen moslimdiscriminatie.

In de peiling werden aan de respondenten enkele maatregelen voorgelegd die afkomstig waren uit het vorig jaar gepubliceerde Manifest tegen Islamofobie van Meld Islamofobie, S.P.E.A.K., het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie EMCEMO en IZI Solutions. Daarnaast kwamen enkele punten uit verkiezingsprogramma’s. Een ruime meerderheid van de respondenten gaf aan belang te hechten aan:

  • meer aandacht voor extreemrechtse radicalisering,
  • toetsing van wetsvoorstellen aan de grondwet door de rechter,
  • meer onderzoek,
  • registratie van moslimdiscriminatie door de politie,
  • campagne voor meldingsbereidheid,
  • een nationaal actieplan,
  • een nationaal coördinator aanstellen.
Foto: Verkiezingsbord 2021

Vooral rechts neemt weer een loopje met de rechtsstaat

Bijna alle politieke partijen die voorstellen doen die in strijd zijn met de rechtsstaat bevinden zich aan de rechterzijde van het politieke spectrum (foei, SP), aldus een beoordeling door de Nederlandse Orde van Advocaten.

Een commissie van de Nederlandse Orde van Advocaten toetste de voorstellen van partijen in hun verkiezingsprogramma aan drie hoofdvragen: houdt de overheid zich aan de eigen regels, worden de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers gerespecteerd en hebben de burgers effectieve toegang tot de onafhankelijke rechter? Dat zijn de drie minimumnormen waaraan de rechtsstaat moet voldoen, aldus de commissie van de NOvA die het rapport schreef.

In 2017 concludeerde de commissie dat de verkiezingsprogramma’s op “gespannen voet” stonden met de rechtsstaat: vrijwel alle verkiezingsprogramma’s bevatten toen één of meer maatregelen die de rechtsstaat zouden kunnen verzwakken. Deze keer is de commissie aanzienlijk positiever gestemd: “in alle onderzochte partijprogramma’s wordt het belang van de rechtsstaat nadrukkelijk onderstreept.”

Toch zijn er ook weer zorgwekkende bevindingen:

De commissie heeft bij zeven van de veertien onderzochte partijprogramma’s voorstellen aangetroffen die de toets aan de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan. Het gaat dan vaak om voorstellen op het gebied van immigratie en asiel. Die voorstellen kregen de diskwalificatie rood, meestal omdat ze openlijk discrimineren ten opzichte van bepaalde groepen burgers of hun de toegang tot de rechter ontzeggen of belemmeren.

Quote van de Dag | Geen sprake van strafrechtelijke verdenking toeslagenaffaire

Het OM concludeert na zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden dat er geen sprake is van een strafrechtelijke verdenking van knevelarij of beroepsmatige discriminatie.

Het Openbaar Ministerie doet geen strafrechtelijk onderzoek naar de Belastingdienst en zijn ambtenaren naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire. Volgens justitie is er geen sprake van juridisch verwijtbaar gedrag, en is dit verder een politieke zaak.

Artikel 12 Sv-procedure, kom er maar in.

Foto: mystic_mabel (cc)

Zoek de fraude hogerop

COLUMN - De misstanden die boven water zijn gekomen bij de toeslagenaffaire zijn heftig. Mensen werden op grond van hun ‘on-Nederlandse’ achternaam als verdacht bestempeld, en kregen dat zelf niet te horen – zodat ze zich niet konden verdedigen. Ze werden geregeld al als fraudeur aangemerkt indien ze niet alle papieren konden aanleveren die de fiscus van hen vorderde – ongeacht hoe absurd die eis soms ook was. Zo moesten sommige ouders presentielijsten van de kinderopvang overleggen: met wie was hun kindje daar op dag X of Y geweest?

Daarbovenop ging de Belastingdienst zelf zich illegaal gedragen. Toen de dienst op het matje werd geroepen door de controlerende macht, maakten medewerkers dossiers kwijt, logen soms in de rechtbank, of hield stukken voor de Kamer achter.

Aan zulk gedrag ligt niet alleen discriminatie ten grondslag. Het is ook, vrees ik, gemakzucht: het was zo makkelijk om deze ouders het leven zuur te maken, en ze vervolgengs op te jagen. Ze moesten alles terugbetalen, zonder pardon en zonder betalingsregeling, want het waren immers fraudeurs. Dus kwamen er incassokosten bovenop, plus rente en de kosten van deurwaarders, beslagleggingen en executieverkopen. Een advocaat hadden ze zelden. Een geslagen hond laat zich makkelijk pakken: die kan geen kant meer op.

Foto: Rasande Tyskar (cc)

Institutioneel racisme in Nederland

LONGREAD - Institutioneel racisme wordt wel gedefinieerd als een vorm van racisme die zichtbaar wordt in de praktijken van politieke en sociale instituties. Het is een vorm van onzichtbaar racisme die zich manifesteert naast openlijk of alledaags racisme. In deze empirische verkenning probeert Jan de Jonge institutioneel racisme zichtbaar te maken aan de hand van cijfers op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en inkomen.

In Nederland zijn recentelijk een aantal onderzoeken gepubliceerd (o.a. door het Sociaal Cultureel Planbureau en het Centraal Plan Bureau) die uitkomsten naar personen met en zonder migratie-achtergrond geven. Zo kunnen verschillen tussen Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders en Nederlanders zonder migratieachtergrond met elkaar vergeleken worden. Ik heb gekeken naar het onderwijs, de arbeidsmarkt en naar de relatieve inkomensverschillen.

Het is duidelijk dat daarmee geen beeld wordt gegeven over de omvang van institutioneel racisme in Nederland. Ik kijk niet naar de rechtspraak, het politie-optreden, het handelen van de belastingdienst of de praktijken in de horeca, de woningsector en dergelijke. In die zin pretendeer ik niet een alomvattend onderzoek te hebben gedaan naar het vóórkomen van institutioneel racisme in Nederland. Ik beschouw de uitkomsten van het onderwijs, de arbeidsmarkt en de inkomens-verschillen als relevante indicatoren, maar niet als doorslaggevend.

Baudet niet vervolgd voor ‘treintweet’

NIEUWS - Het Openbaar Ministerie (OM) in Amsterdam gaat Thierry Baudet niet vervolgen vanwege zijn ‘treintweet’.

Op 31 januari twitterde Baudet dat vriendinnen van hem waren lastig gevallen door vier Marokkanen in een trein en werd vier keer aangifte tegen hem gedaan wegens discriminatie.

Volgens het OM is de tweet “inhoudelijk onvoldoende concreet is om te kunnen oordelen dat er een negatieve conclusie over Marokkanen als groep wegens hun ras wordt getrokken”. Het OM is tevens van oordeel dat “de tweet niet in strafrechtelijke zin de grenzen van hetgeen je als politicus in het kader van een maatschappelijk of politiek debat moet kunnen zeggen, overschrijdt”.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Yuri Samoilov (cc)

We hebben juist geen idee wat afkomst en covid-19 met elkaar te maken hebben

Dankzij IC-directeur Armand Girbes vragen we ons sinds het vorige weekend af of mensen met een migratieachtergrond meer kans lopen op besmetting, ziekte en sterfte door covid-19. Dat de wetenschap nog geen antwoord heeft, bevestigt het bestaan van een diepe sociale ongelijkheid.

Vorige week zondag vertelde IC-directeur Girbes in zijn audiodagboek dat het hem opviel dat er vooral patiënten met een ‘niet-westerse’ achtergrond op de intensive care van het VUMC liggen. Navraag bij collega’s in Den Haag, Rotterdam en Utrecht leerde dat zijn afdeling geen uitzondering is. Girbes’ observatie kwam mede in de spotlight te staan vanwege een racistische tweet van PVV-voorman Geert Wilders die beweerde dat deze groep patiënten behalve een taalachterstand ook ‘lak aan de regels’ hebben.

Een dag later claimde de voorzitter van de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) dat er ‘steeds meer onderzoeken wijzen op uitbraken […] onder migranten.’ Dezelfde dag rapporteerde RTL Nieuws over besmettings- en testcijfers van 39 wijken en stadsdelen in de vier grote steden, waaruit zou blijken dat de besmettingsgraad hoger is in wijken met een sociaaleconomisch zwakke populatie. Wijken waar ook veel mensen met een migratieachtergrond wonen. In de media kwam direct een zoektocht op gang naar de mogelijke verklaringen voor de oververtegenwoordiging van coronapatiënten met een migratieachtergrond.

Vorige Volgende