De Hardwerkende Nederlander?
Het taalgebruik van Mark Rutte viel al menigeen op. ‘Ruttiaans’ staat bol van Jip-en-Janneke taal en ook, vreemd genoeg, van ambtelijke beeldspraak (“Van de verschillende voorkeursvarianten moet er nu toch eens één worden uitgeboord’). Maar Ruttiaans is vooral een geniale verzameling ‘frames’ waarbinnen de overheid de boeman is, en de belastingbetaler de koning.
Het gaat dan niet eens om flauwiteiten als “geef je de PvdA een woestijn, dan is binnen de kortste keren het zand op” of “we moeten snoeien om te groeien”. Het gaat meer om Rutte’s suggestieve typeringen van de overheid. Denk aan de “Marktmeester” die de overheid de eervolle (!) taak geeft om zoveel mogelijk ruimte en mogelijkheden aan marktpartijen te geven, en de “Kleine, Krachtige Overheid” die de overheid op Dreft-achtige wijze concentreert en zuiniger maakt.
Bijna altijd komt Rutte hier knap mee weg. Maar afgelopen zondag moest hij toch eens uitleggen wat hij nou precies bedoelde met een van die andere stokpaardjes, de “Hardwerkende Nederlander.” Clairy Polak wilde wel eens weten wie dat nou is.
Rutte noemde de vuilnisman, de “verpleegkundige die hard werkt”, de barman, maar uit het warrige gesprek werd vooral duidelijk dat het niet zozeer om het harde werken gaat, maar om het hebben van een betaalde baan (dus geen uitkering) –ongeacht welke baan.