Vuistrecht en wisselgeld

Hij vertelde het graag. Hoe hij tijdens de overwinningsparade, achter de Duitse colonne aan, over de Champs-Élysées had gereden. Hoog te paard. Op de trottoirs had zich een menigte nieuwsgierige, uitgehongerde, woedende Fransen verzameld. Er werd geschreeuwd, gevloekt, gesist. Ze herkenden de gehate Bismarck, uiteraard. Er hoefde er maar één een schot te lossen, en de chaos zou uitbreken. Een van hen, zo zag Bismarck, keek wel héél woest. Bismarck verliet de colonne, reed op hem af, en vroeg om een vuurtje voor zijn sigaar. En hij kreeg een vuurtje. Bismarck bedankte (hij sprak perfect Frans), en reed door. Waar gebeurd? De Pruisische kanselier was een ervaren leugenaar. Maar zo zag hij zichzelf graag: onafhankelijk opererend, nergens bang voor, altijd kalm. En die Franse woede, die was maar oppervlakkig. Die zou wel weer overgaan. Dat laatste was niet waar. En dat wist Bismarck donders goed. De Frans-Duitse Oorlog van 1870/71 gooide het Europese machtsevenwicht volkomen overhoop. Dat Pruisen een opkomende macht was, dat begreep iedereen al vele jaren. Bismarcks superieure diplomatie was tot twee maal toe uitgemond in ‘gerechtvaardigde’ oorlogsverklaringen en eclatante overwinningen. Eerst op de Denen, om Sleeswijk Holstein. Daarna op het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, om het gezag binnen de Duitse Bond. Beide keren toonde het Pruisische leger dat het superieur was aan alles wat verder een leger heette te zijn. En beide keken de andere grootmachten toe. Maar de spanning steeg. Met name de Fransen voelden zich bedreigd en vernederd. Iedereen begreep dat een Frans-Duitse oorlog een kwestie van tijd was. Het wachten was op de vonk die het kruitvat tot ontploffing zou brengen. Bismarck was er klaar voor. Zo’n oorlog was dé kans om de Duitse Bond om te smeden tot een echt Duits vaderland (onder Pruisisch gezag). In Frankrijk was iedereen er van overtuigd dat het Franse leger geen moeite zou hebben met de Pruisen. Het leger was er klaar voor. De enige die beter wist, was keizer Napoleon III. Maar uiteindelijk moest ook hij eraan geloven. De aanleiding was futiel. Spanje zat zonder koning, en nodigde een Duitse prins uit om de troon te bestijgen. Bismarck deed of het hem niet interesseerde, maar rook een kans en zette grote druk op de (onwillige) kandidaat. Die stemde in, het voornemen werd openbaar gemaakt, de Franse pers ontplofte, de prins zag er van af. Dat had het einde van de affaire kunnen zijn – maar de Fransen eisten van de Pruisische koning Wilhelm de garantie dat zoiets nóóit meer zou gebeuren. Dat vond Wilhelm te ver gaan. Frankrijk voelde zich wéér vernederd. Bismarck hoefde eigenlijk niets te doen om zijn gewenste oorlog te krijgen. Iedereen dacht dat het spannend zou worden, dat het lang kon gaan duren, en dat Frankrijk uiteindelijk zou zegevieren. Iedereen, behalve de Duitse legerleiding en Napoleon III. Binnen een paar weken was de oorlog beslist. De Fransen werden grondig verslagen; de keizer werd opgesloten in Kassel. Parijs werd omsingeld. En vanaf dat moment werd alles anders. Het Duitse opperbevel zette niet door. Men vreesde straatgevechten. De Krupp-kanonnen, die op de slagvelden een cruciale rol hadden gespeeld, werden lange tijd niet ingezet. Parijs zou vanzelf wel vallen – maar de stad ‘hield vol’. Bismarck, altijd gevoelig voor de publieke opinie, moest met lede ogen aanzien hoe de stad die tot dan toe toch vooral geassocieerd werd van zonde en frivoliteit, alom geprezen werd als een stad van helden. ‘Wat uitslag ’t verder worstlen heeft - Frankrijk is herboren! Schoon doodgemarteld, Frankrijk leeft!’ Aldus Dirk Harting, dominee en oprichter van de Enkhuizer Courant. De Nederlandse kranten hielden de ontwikkelingen tijdens de oorlog zo goed mogelijk bij, vooral door de berichten in de Britse en Duitse pers te vergelijken. Die omslag in het denken was overal merkbaar. Minachting voor Frankrijk en Napoleon III (de zoon van ‘onze’ koning Lodewijk Napoleon) maakte begin 1871 plaats voor bewondering. En Bismarck en Pruisen, tot dan toe gevreesd en bewonderd, werden afgeschilderd als de schurken in een afschuwelijk drama. Ondertussen hadden de opinion leaders in ons land ook een scherp oog voor de gevolgen van de oorlog op de lange termijn. Nadat er dan eindelijk een bestand was gesloten (met als onderdeel die triomfmars door een deel van de stad), voorspelde de Arnhemse Courant: ‘Frankrijk oogst thans de rampspoed die het, zestig jaar geleden [onder Napoleon, mh], gezaaid heeft, doch Duitsland zaait thans, op zijn beurt, de rampspoed die het later oogsten zal. Het heeft Frankrijk geleerd hoe men revanche neemt voor de verongelijking van een menschengeslacht, en die les zal Frankrijk niet licht vergeten.’ Bismarck was zich daar maar al te zeer van bewust. Vandaar dat hij uiteindelijk, tegen zijn zin, akkoord ging met de annexatie van Elzas-Lotharingen. Ook zónder die annexatie zou het tot een nieuwe oorlog komen, was zijn redenering – en dan kun je maar beter over een vooruitgeschoven buffer beschikken. 43 jaar later was het zover. Paul Moeyes heeft een vlot leesbaar boek geschreven over de Frans-Duitse oorlog. En dat kan in dit taalgebied zeker geen kwaad. De oorlog betekende ook voor het neutrale Nederland een waterscheiding. Voortaan, zo constateerde men, heerste in Europa het ‘vuistrecht’,  het recht van de sterkste. Kleine naties vormden slechts diplomatiek wisselgeld, dat was duidelijk. (Vlak voordat de oorlog uitbrak, stelden de Fransen in het geheim aan Bismarck voor om Luxemburg en een deel van België uit te ruilen. Bismarck ging daar niet op in maar onthulde het voorstel op een uitgekiend moment.) Wat te doen in deze barre tijden? Forten bouwen, legers formeren, dat had geen zin. Dat had Thorbecke al in 1839 geschreven. Hij zocht kracht in een democratisch bestuur: ‘Onze legers (…) zullen een algemeen gevaar niet van ons afwenden. Maar ons zedelijk, ons constitutioneel te versterken, ja onoverwinnelijk te maken, dat hangt van ons af.’ Tijdens de oorlog bouwde staatsrechtgeleerde J.Th Buys hierop voort. Bewapening was niet het antwoord; de enige echte verdedigingslinie was de bloei van nationale cultuur. We moesten anders zijn dan de rest van Europa, uniek. Maar daar werd geen werk van gemaakt: ‘Er ligt iets aantrekkelijks in die vredige stemming, en toch wie met onze buitenlandse toestanden vertrouwd is, zal weinig geneigd zijn dit als een gunstig teken aan te merken. Veeleer zal hij u zeggen dat de heersende kalmte meer van zwakheid dan van jeugdig zelfvertrouwen getuigt, meer van onvermogen dan van kracht…’ Ondertussen maakte de confessionele pers zich óók zorgen om dat nationaal verval, maar daar legde men de nadruk op zedelijk verval, veroorzaakt door het gedachteloos imiteren van het zedeloze Frankrijk. In een ‘Open Brief’ aan het hoofd van de landmacht luitenant-generaal Knoop, schreef dominee L.J. van Rhijn: ‘Ik ken een binnenlandse vijand die niet denkbeeldig, die werkelijk aanwezig is en die met het beste leger en de geduchtste volkswapening op zichzelve alleen niet is te overwinnen. Die vijand is christushaat, de godverzaking (…), materialisme bij de ruwe menigte. Daarin ligt de ware grond van Frankrijks val en nog altijd voortdurende verwarring en ellende.’ De Frans-Duitse oorlog vormde, kortom, een stimulans voor de landsverdediging (want die forten kwamen er toch, met de Vestingwet van 1874) én voor de pogingen om ons kwetsbare kleine landje een eigen karakter te geven. Méér aandacht voor de unieke Nederlandse cultuur, klonk het vanuit liberale kring. Een nieuw offensief tegen het (Franse) atheïsme en materialisme, was de roep vanuit confessionele kring. Die aandacht voor onze vaderlandse geschiedenis en cultuur, die kwam er, en hetzelfde geldt voor dat zedelijk offensief. Zo veroorzaakte de Frans-Duitse oorlog niet alleen een radicale omkering van het Europese machtsevenwicht, ze schiep ook de diepe sporen waarlangs de Nederlandse samenleving zich gedurende een halve eeuw zou ontwikkelen. [boeklink]9789029540223[/boeklink]

Quote du Jour | Bismarck de grote vereniger

“Bismarck was a rationalist, Hitler a romantic nihilist. Bismarck’s essence was his sense of limits and equilibrium; Hitler’s was the absence of measure and rejection of restraint. The idea of conquering Europe would never have come to Bismarck; it was always part of Hitler’s vision. Hitler could never have pronounced Bismarck’s famous dictum that statesmanship consisted of listening carefully to the footsteps of God through history and walking with him a few steps of the way. ”
(Henry Kissinger in zijn recensie van Bismarck: A Life)

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.