Opblaasbare windmolens
Windmolens van doek en kunststof zijn niet alleen een stuk goedkoper dan de conventionele versie van staal en aluminium, ook benaderen ze een vergelijkbare energieopbrengst. Een bedrijf in Israël gooit hoge ogen met haar opblaasbare WINFLEX windmolens.
Voor de bouw van een conventionele windmolen is een grote hoeveelheid staal nodig. Een doorsnee onshore windmolen van 0,6MW met een hoogte van 50 m bevat grofweg 57 ton staal. Daarbovenop komt dan nog 3 ton koper, 300 kg aluminium en ongeveer 4,5 ton versterkt epoxyhars voor de rotorbladen. Dat is naast een aanzienlijke kostenpost ook een serieus knelpunt gezien de grondstoffencrisis waar we deze eeuw mee te maken krijgen. Om het aandeel windenergie naar een substantieel niveau te brengen zijn er enorme hoeveelheden staal en aluminium nodig. De schaarste in grondstoffen vormt daarom op meerdere terreinen een knelpunt in de transitie naar een duurzame koolstofarme economie.
Uiteraard worden de opblaasbare windmolens niet gemaakt van lucht, ook hier zijn grondstoffen nodig. Maar doek en kunststof kunnen beide uit plantaardige en dus hernieuwbare bronnen worden gewonnen. Deze zogenaamde biobased economy is niet vrij van conflicten met natuur en voedselvoorziening maar geeft wel een oplossing voor eindige grondstofvoorraden en vervuilende productieprocessen. Bovendien is een opblaasbare windmolen zo verplaatst mochten de NIMBY’s opduiken.