OPINIE - Op donderdag 19 september verscheen er een open brief in de media, afkomstig van zes stafleden van de faculteit Geesteswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. De hoogleraar en docenten wonden zich op over het feit dat ze bij een reorganisatie hun functie kwijt gaan raken en dat ze op korte termijn in een re-integratietraject geplaatst worden. Hun nieuwe functietitel is daardoor niet langer “docent”, maar “herplaatsingskandidaat” of, kortweg, HPK.
De kwestie staat helaas niet op zichzelf. Universiteiten kampen al jaren met dalende financiering en stijgende studentenaantallen, waardoor bezuiniging op bezuiniging gestapeld wordt. En aangezien managers de dienst uitmaken in de academische wereld en marktdenken de norm is, zijn minder rendabele opleidingen en afdelingen logischerwijs de eerste en meest voor de hand liggende slachtoffers. Dat lijkt in deze zaak het geval. De stafleden in kwestie houden zich allen bezig met het bestuderen van Scandinavische talen, wat een cynicus zal doen verzuchten dat het nutteloos is om hier geld aan te besteden en dat wetenschappers zich beter kunnen bezighouden met onderzoek waar we ook daadwerkelijk iets aan hebben.
Ik ben het niet eens met de cynicus. Kleine wetenschappelijke afdelingen hebben ook – en misschien wel juist – bestaansrecht. Sterker nog, een universiteit waar alleen praktisch, toegepast onderzoek wordt gedaan, veronachtzaamt een belangrijk deel van haar maatschappelijke functie en concurreert voornamelijk met HBO-opleidingen. Nu zijn zowel toegepast onderzoek als HBO-opleidingen een vitaal element van de Nederlandse samenleving, en het onderwijssysteem in het bijzonder, maar datzelfde geldt voor afdelingen die zich bezighouden met onderzoek dat niet direct in klinkende munt om te zetten is.