ACHTERGROND - Vorig jaar kreeg ik van één van mijn cursisten een cadeau na afloop van mijn cursus ‘koran, thora en bijbel’. Het was een verzameling Joodse anekdotes en het boekje oogde oud.
Pas de afgelopen maand vond ik de tijd om het eens goed te bestuderen en toen bleek me hoe oud: het is uitgegeven in Berlijn in 1931. De anekdotes beslaan vooral de periode van de tweede helft van de negentiende tot en met het eerste derde van de twintigste eeuw en ze zijn verzameld door Chajim Bloch, een bepaald beroemd Joods schrijver. Hij is in 1938 naar Nederland gevlucht en in 1939 via Engeland in New York terecht gekomen waar hij in 1973 is overleden. Voor zover ik kan nagaan, is het een eerste druk. Wikipedia meldt een herdruk uit 2006 met dezelfde titel: Das Jüdische Volk in der Anekdote, Ernstes und Heiteres von Gottsuchern, Gelehrten, Künstlern, Narren, Schelmen, Aufschneidern, Schnorrern, Reichen, Frommen, Freidenkern, Täuflingen, Antisemiten.
Joodse cultuur uit Duitsland uit de tijd direct voor de Endlösung. Twee jaar later zou Hitler aan de macht komen. Ik was benieuwd wat daarvan te vinden was in dit boek. Wat – en hoeveel – merkten Joden van wat er op stapel stond en wat schreven ze erover op?
Het antwoord op die vraag was verrassender – en beangstigender – dan ik verwacht had. Antisemitisme was de gebruikelijkste zaak van de wereld, een fact of life waar je maar mee te leven had en waarover dus ook grappen werden gemaakt. De antisemiet was een volslagen normaal verschijnsel. Er bestonden ook varianten op: inwoners van Wenen bijvoorbeeld, of de Deutschvölkischen, die vanzelfsprekend – zonder verdere uitleg – antisemieten waren. Volkomen normaal was ook het gegeven dat overheidsdienaren aan Joden een speciale behandeling gaven omdat ze Joden waren. Kritiek was er zeker op die houding, maar de vanzelfsprekende verontwaardiging die we tegenwoordig kennen, lijkt afwezig.