Post-atheïst | Sint-Maarten
COLUMN - Dat niet alle christelijke heiligen bescheiden personen waren, wordt geïllustreerd door Martinus van Tours ofwel Sint-Maarten: hij nam een secretaris in dienst om zijn heiligenleven schrijven. Je zou je ergeren aan Sulpicius Severus’ Leven van de heilige Martinus als de tekst niet zo interessant was. Martinus was namelijk bepaald geen kwezel.
Hij begon zijn loopbaan bij de Romeinse cavalerie en was achttien toen hij zich in 335 bekeerde tot het christendom. Dat gebeurde, zo lezen we, nadat hij bij de stadspoort van Amiens een naakte man had zien zitten, die door iedereen werd genegeerd. Het was hartje winter.
Martinus begreep dat de bedelaar, nu de anderen hem geen barmhartigheid betoonden, voor hem was bestemd. … Daarom greep hij het zwaard waarmee hij was uitgerust, verdeelde er zijn mantel mee in twee stukken en gaf één ervan aan de arme; het andere trok hij zelf weer aan. Intussen begonnen enkele omstanders te lachen, omdat hij er met de afgesneden mantel als een mismaakte uitzag. Maar velen ook, die gezonder van geest waren, zuchtten diep, omdat zij niet iets dergelijks gedaan hadden. Want juist zij, die rijker waren, hadden de arme kunnen kleden zonder zelf naakt te hoeven worden.