De zaterdagcolumn van Felix Rottenberg uit de papieren editie van het Parool verschijnt iedere zondag, maandag of dinsdag op Sargasso.
Ach, Jan Pronk. Ik hoorde van de kaasboer ‘dat hij het ging doen’. Ik wist niet wat hij bedoelde. “Gaat hij terug naar Darfoer, nu voor een particuliere hulporganisatie? Moedig,” prevelde ik nog. Thuis stond een rits berichten in de mail: ‘U bent niet bereikbaar, wat is uw commentaar op Pronk?’ In Het Parool las ik dat Pronk zijn ambities om PvdA-voorzitter te worden, had bevestigd. Dat vond ik een daad die van weinig wijsheid getuigde, van een man die ik soms als een staatsman beschouw.
Zondag zag ik op televisie een andere staatsman schitteren als Zomergast: Alexander Rinnooy Kan. Wat een allemachtig mooie uitzending was dat. De allemansvriend Rinnooy Kan liet verrassend onbekende kanten van zichzelf zien: zijn nieuwsgierigheid naar de raadselachtigheid van de mens, zijn fascinatie voor tovenaars, wiskundigen en zoekende denkers. Hoogtepunt was ook de sympathieke manier waarop hij de kortzichtige en drammerige onderhandelingskunde van Ed van Thijn en Joop den Uyl fileerde, toen ze het in 1977 finaal aflegden tegen de slimme capriolen van Dries van Agt.
Politieke partijen die bestuursverantwoordelijkheid dragen en vuile handen maken, schieten altijd tekort. Ze moeten meer doen dan de tijdgeest begrijpen, namelijk moedig gedrag vertonen en tegen de mode in lastige, onpopulaire maatregelen treffen. Als de opiniecijfers lange tijd grote winst voorspellen, ondervinden de leiders weinig problemen. Als het dan bij verkiezingen tegenvalt, begint de langzame sloop van de leider. Al honderden jaren wachten bekwame intriganten op het juiste moment om, nooit rechtstreeks, toe te slaan.
Ik kan het niet meer serieus nemen als de interne partijstrijd weer de kop steekt, gedragen door steeds dezelfde querulanten, die zelf kilo’s boter op hun hoofd hebben. Allemaal professionals die óf twaalf jaar – ja, ja, twaalf jaar – gedeputeerde waren in Friesland óf – let op de krankzinnige titulatuur – campagnestrateeg ten tijde van Ad Melkert, toen de PvdA de vernederendste nederlaag ooit leed. Hebben ze toen de moed gehad om op te staan of achteraf werkelijk inzicht gegeven in hun eigen falen?
Net als de VVD wordt de PvdA gehinderd door haar oude cultuur. Die zit zo diep in de partij verankerd, dat de dreiging reëel lijkt dat de PvdA volledig verstrikt raakt in rituelen, dogma’s en oude klassieke conflicten. Dat is erg jammer, omdat grote, zeer ingewikkelde vraagstukken van nu bemoeienis van progressieve en libertaire politici vragen.
Jan Pronk reken ik daar zeker toe. Hij is nu vrij van lasten en plichten, beschikt over een schat aan ervaring en inzichten. Maar waarom verbindt hij zich, als aanstormende wijze, oude heer, niet aan het wetenschappelijk bureau van de PvdA? Hij weet toch als ervaren rot dat een PvdA-voorzitter, niet meer dan een bedrijfsleider is, dienend aan de PvdA-leider, Wouter Bos.
Het is nooit anders geweest.
Het hoort bij politiek en zeker bij sociaaldemocraten, de fascinatie voor het opstoken van interne twisten. Het is wel verschrikkelijk achterbaks. Eerst op een partijcongres Wouter Bos toejuichen als hij met de nodige vernederingen zijn partij een door het CDA gedomineerd kabinet in loodst. Tja, en dan wordt het natuurlijk moeilijk, zakken die nietszeggende opiniecijfers nog verder omlaag en gaan de oude pseudo-dominees en akela’s van de PvdA zoeken naar, zoals dat heet, links, rood profiel.
Dus dan schuif je Jan Pronk naar voren, die dan van binnenuit eindeloos, oeverloos, de ‘linkse druk’ op Bos gaat opvoeren. Dat is een werkwijze uit een vorige eeuw.