COLUMN - Concentratiekamp Dachau ligt in Alphen aan den Rijn of Zoetermeer. Zo banaal zijn de naoorlogse buitenwijkjes van het Beierse stadje, even ten noorden van München. Zo banaal, zo doodgewoon, zo alledaags. De bordjes richting de KZ-Gedenkstätte hadden ook naar Zwembad de Driesprong kunnen verwijzen.
Je wilt naar binnen maar alle toeristen willen eerst een foto van het gesloten toegangshek met de beruchte leus Arbeit Macht Frei. En zo maken we allemaal dezelfde foto: ook ik ben een schaap. Binnen fotograferen we allemaal dezelfde stukjes gereconstrueerd kamphek met prikkeldraad en gracht en lampen. De foto’s vinden een plekje op onze geheugenkaartjes tussen de kathedralen, de vakwerkhuisjes en de Brauhäuser van Beieren.
Het is die absurde banaliteit, of die banale absurditeit, die aangrijpt: ze is een afspiegeling van de daadwerkelijke Holocaust, die door doodgewone mensen werd bedacht en uitgevoerd om andere doodgewone mensen zo efficiënt mogelijk af te slachten.
75 jaar later steken we de vlakte over waar de fundamenten van achtentwintig barakken liggen (de voorste twee van de in totaal 30 barakken zijn gereconstrueerd). Daar, links van het protestantse monument, het katholieke monument en het joodse monument, en achter de open plek waar Russische krijgsgevangenen werden geëxecuteerd en waar nu een Russisch-Orthodox monument staat, staat Barak X.