OPINIE - De gezondheidszorg is soms een gevaar voor de gezondheid, vindt Hans Achterhuis. Welnee, reageert Margo Trappenburg, een beetje medicalisering is juist goed.
In een reeks avonden van Studium Generale Utrecht en artikelen in Trouw gaat Denker des Vaderlands, Hans Achterhuis, in gesprek met Tegendenkers. Het tweede gesprek vond vorige week plaats, met Margo Trappenburg. Zij is bijzonder hoogleraar sociaal-politieke aspecten van de gezondheidszorg en de overlegeconomie aan de Universiteit van Amsterdam. Gisteren op Sargasso het betoog van Hans Achterhuis. Vandaag het antwoord van Margo Trappenburg.
MARGO TRAPPENBURG
Mensen worden soms ziek door artsen, ziekenhuizen en medicijnen, de zogeheten iatrogenese. Kunnen we er iets tegen doen, vraagt Hans Achterhuis zich af. Mijn antwoord luidt: ja, maar ik weet niet of we dat willen en ik vind het niet voor elk soort iatrogenese verstandig.
We onderscheiden klinische, sociale en structurele iatrogenese. Om bij de eerste, kinische iatrogenese te beginnen: mensen worden ziek door medische fouten en door bacteriën in het ziekenhuis. En door bijwerkingen van behandelingen die soms niet eens noodzakelijk zijn. Wat doen we daaraan?
Volgens mij hebben de politiek en de zorgsector een groot deel van de jaren tachtig en negentig besteed aan de strijd tegen klinische iatrogenese, omdat die samenviel met de roep om kostenbeheersing die de politieke agenda in de zorg bepaalde. Nederlandse huisartsen stelden zich op als strenge poortwachters. Zij noemden zich ‘hoeder van het natuurlijke beloop’ van de ziekte. ‘Als het over een paar dagen (weken) nog niet over is, komt u nog maar eens terug’, was een van de vaste adviezen van de huisarts. In dezelfde periode werd geprobeerd om de ‘interdoktervariatie’ te verkleinen, na een spraakmakend rapport van de Gezondheidsraad in 1991. Dokters stelden medische richtlijnen op, waarin precies werd vastgelegd welke diagnostiek hoort bij welke symptomen en welke behandeling bij welke ziekte.