RECENSIE - ‘De heer Prutz bestijgt het spreekgestoelte, en zet in een lange, door bijval vaak onderbroken rede, zijn voorstel uiteen dat behelst dat geen enkel lid zonder glacehandschoen mag verschijnen. De heer Küttge plaatst daarbij het “annadement” dat die handschoenen geel moeten zijn. De vergadering erkent het belang van de zaak en benoemt een commissie ter vooroverleg. Aangezien dit alles vier uur duurt, wordt de zitting gesloten.’
Aldus een satirisch verslag van een bijeenkomst van de ‘Constitutionele Club’ in het satirische tijdschrift ‘Der Teufel in Berlin’. Het was het revolutiejaar 1848. De Pruisische koning had zijn hoofd moeten buigen voor de revolutionaire massa’s. Hij had zijn legers uit de hoofdstad teruggetrokken. De stad was van de burgers. En de burgers van Berlijn wilden zijn als de Parijzenaars, die kort daarvoor revolutie hadden gekraaid. Al hoefde de koning van hen niet naar Engeland uit te wijken.
Honderden praatclubjes
In het revolutionaire Frankrijk waren in die chaotische weken honderden clubs ontstaan, overal in het land. Daarin probeerde men, tijdens chaotische vergaderingen, de wil van het volk te vangen in resoluties en petities, bestemd voor de voorlopige regering. Er heerste in het land een ware ‘clubkoorts’, zoals tijdgenoten constateerden. Wie mee wilde praten over de toekomst van Frankrijk, moést lid worden van een club. En daar zijn stem laten horen, joelen, roken, schreeuwen.