COLUMN - [Zie ook de voorlopers van deze column: Vertrouwen (1) en Vertrouwen (2).]
We zijn geconditioneerd geraakt dat de overheid onze gangen moet kunnen nagaan. Waar we zijn, wat we kopen, wie we mailen, bellen of sms’en, welke websites we bekijken: de overheid moet die informatie vastleggen. Het beoogde doel van deze ongeëvenaarde surveillance, wordt ons op het hart gedrukt, is terroristen vangen. Of criminelen. Mensen die in kinderporno doen. Of fraudeurs.
Mogelijk begon de grootschalige afluisteroperatie waarin we verzeild zijn geraakt, inderdaad zo: met het oprechte verlangen om boeven te vangen. Maar inmiddels zijn we in een radicaal andere fase beland.
De documenten die Edward Snowden prijsgaf, laten zien dat alle burgers in het westen permanent worden afgeluisterd, zowel door hun eigen als door andere overheden, en wel op grotere schaal dan iedereen voor mogelijk hield. Vrijwel niets wat gewone burgers doen, valt buiten de spiedende blik van de veiligheidsdiensten.
Ze beperken zich daarbij niet tot het legaal onderscheppen van informatie. De verzamelde westerse geheime diensten zijn inmiddels akelig proactief geworden.
Belgacom onderhoudt een van de grootste internethubs ter wereld: veel Afrikaanse en Aziatische internetverbindingen lopen via hen. De Britse geheime dienst – na de NSA de grootste afluistervink ter wereld – had geen wettelijke grond om toegang te krijgen tot de netwerken die Belgacom beheert, en besloot toen om de boel dan maar te hacken. Ze installeerden dusdanig ingenieuze achterdeuren in de systemen van Belgacom dat het bedrijf de hack pas twee jaar later ontdekte.