Misbruik van het staatsgeheim
OPINIE - Strooide minister Stef Blok te makkelijk met het label staatsgeheim om lastige vragen te omzeilen?
Deze vraag stelde Trouw gisteren naar aanleiding van een Kamerdebat waarin het parlement opheldering wil over de levering door Nederland van ‘non-letal’ goederen aan Syrische rebellen.
Blok beroept zich herhaaldelijk op het staatsgeheime karakter van het hulpprogramma, schrijft de krant, waardoor hij in het openbaar geen antwoorden kan geven. Dat zou mensenlevens op het spel zetten. Bovendien waren er inlichtingendiensten en bondgenoten betrokken bij de steun. Beiden zegt hij niet in de schijnwerpers te kunnen zetten. Daarmee bezorgt hij het parlement in zijn controlerende functie een probleem. Kern van de verhouding tussen regering en parlement in een democratie is dat de eerste zich verantwoordt tegenover de laatste. Zodat wij als burgers weten waar we aan toe zijn en ons standpunt kunnen bepalen als we onze stem weer eens mogen uitbrengen.
Staatsgeheimen passen slecht in een democratie. Openheid is een voorwaarde voor democratische besluitvorming. Geheimhouding van staatszaken voor volksvertegenwoordigers is een hardnekkig restant van ouderwetse, autoritaire opvattingen over de verhouding tussen staat en burgers. Tot halverwege de vorige eeuw was het heel gewoon dat de staat bij voorkeur zo weinig mogelijk openbaarde. Alleen als het moest. Aandrang van volksvertegenwoordigers of journalisten kon zonder grote problemen worden gepareerd. Sinds de democratiseringsbeweging uit de jaren zestig en zeventig is openheid een vanzelfsprekend vereiste voor alle vormen van bestuur. De praktijk blijkt echter weerbarstig als we kijken naar de geschiedenis van de wetgeving over openbaarheid van bestuur. Of naar de afloop van tal van gevoelige politieke thema’s, niet zelden gelieerd aan oorlogsvoering, waarbij de openheid moest komen van onderzoeksjournalisten die bewinsdslieden al dan niet met een beroep op staatsgeheimen in de problemen brachten (zie onder meer hier, hier en hier)