Straatterreur
COLUMN - In mijn eigen buurt, in mijn eigen straat, voel ik me de laatste tijd niet meer veilig. Dat heeft niets te maken met het feit dat ons inmiddels de grote denker Fred Teeven ontvallen is, maar met lieden die geld van mij willen.
Er gaat bijna geen dag voorbij of er staan wel mensen op de brug in mijn buurt die je ongevraagd aanspreken. Er zit een daklozenopvang direct naast die brug, maar het aantal daklozen dat me de afgelopen jaren heeft aangesproken voor ‘een eurootje’ is op de vingers van één hand te tellen.
De kwestie is deze: die brug – die in een winkelstraat ligt – is onvermijdelijk. Wie er niet overheen wil, moet via het noorden twee kilometer omlopen en via het zuiden een kilometer. Je moet bovendien goed de weg kennen, want bij ons in het dorp lopen nogal wat grachten die niet voor elke doorgaande route van een brug voorzien zijn. De brug is dan ook de ideale plek voor colporteurs en het dorpsbestuur besluit met een zeer grote regelmaat om aan allerlei instanties vergunning te verlenen om passanten aan te spreken voor ‘koude acquisitie’.
U kunt het zo gek niet bedenken: het Parool, het Handelsblad en de Volkskrant staan er zowat elk weekeinde, soms zelfs alle drie tegelijk, maar dan in de vermomming van ‘de Nationale Krantentest’. Tussendoor staan er nog diverse organisaties die iets doen voor mensen in binnen- en buitenland die op enigerlei wijze hulpbehoevend zijn. Plus natuurlijk de onvermijdelijke categorie ‘overige bedrijven’. Ik kan de straat niet meer over – de lokale supermarkt zit aan de overkant – zonder aangesproken te worden door een vrolijk spontaan leuk jong ding met een voorstel.