Montesquieu Instituut

159 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het Decemberproces in Suriname: Botsing van staatsmachten

ANALYSE - De Europese Unie heeft de Surinaamse regering opgeroepen de rechtstaat en de scheiding der machten te respecteren tijdens een begin deze maand in Guyana gehouden zogeheten artikel 8 Politieke Dialoog. De oproep van de EU is ingegeven door een Resolutie van 29 juni waarin de regering de procureur-generaal beveelt om met onmiddellijke ingang de vervolging te beëindigen van de verdachten van de zogeheten 8 decembermoorden.

De Resolutie vindt zijn grondslag in het idee dat de staatsveiligheid van Suriname niet gediend is met het voortzetten van de vervolging van de verdachten van de roemruchte moorden in 1982. Deze ingreep in waarschijnlijk de belangrijkste strafzaak ooit in Suriname is gebaseerd op een zeldzaam en curieus beroep op artikel 148 van de grondwet. Dit artikel luidt als volgt: De regering bepaalt het vervolgingsbeleid. In het belang van de staatsveiligheid kan de regering in concrete gevallen aan de procureur-generaal (PG) bevelen geven met betrekking tot de vervolging.

De timing van de Resolutie is niet toevallig. Het kwam een dag voor een nieuwe zitting van de Krijgsraad op 30 juni jl. waarin de auditeur-militair zijn requisitoir zou houden.

Krijgsraad negeert Amnestiewet?

In de periode kort voor de publicatie van de Resolutie verschenen in de media berichten waarin zeer kritisch werd gereageerd op de uitspraak van de Krijgsraad om de vervolging voort te zetten. De autoriteiten reageerden geschokt. Er ontstond een gespannen sfeer in het land. De enkele jaren geleden in werking getreden Amnestiewet had immers juist tot doel het Decemberproces stop te zetten.

Foto: risastla (cc)

De Tweede Kamer kan weer wat meer leeuw worden

COLUMN - De Tweede Kamer kan volgende week door aanneming van een motie-Amhaouch (CDA)/Schouten (CU) de eigen informatiepositie aanzienlijk versterken. De bij de behandeling van de Raming 2017 ingediende motie vraagt namelijk om een systeem waarbij de regering binnen een bepaalde termijn beredeneerd aangeeft of en hoe zij de uitvoering van een motie ter hand heeft genomen en wat de planning is.

Kamervoorzitter Khadija Arib liet namens het Presidium al weten bereid te zijn uitvoering van de motie ter hand te nemen. Het is ook nauwelijks voorstelbaar dat de Kamer zich niet achter deze wens zou scharen en aanstuurt op uitvoering. Een Kamer die zichzelf serieus neemt, moet zeker door haarzelf vastgelegde verzoeken en opvattingen serieus nemen. Dat doet ze door toe te zien op uitvoering van aangenomen moties en zo nodig aan de bel te trekken als de regering in gebreke blijft. Maar dan moet de regering wel tijdig en adequaat rapporteren.

Inmiddels bijna 37 jaar geleden nam de Tweede Kamer de motie-Ginjaar-Maas (VVD)/Van Leijenhorst (CDA) aan, waarin de regering werd gevraagd uit het oogpunt van parlementaire controle jaarlijks te rapporteren over uitvoering van aangenomen moties en gedane toezeggingen. De motie-Amhaouch/Schouten gaat nog een stap verder, maar ligt wel geheel in de lijn met die motie-Ginjaar-Maas/Van Leijenhorst.

Foto: European Council (cc)

Ook Rutte is verantwoordelijk voor wet over referendum

De uitspraak van premier Rutte dat hij totaal (in drievoud) tegen een referendum is over multilatere overeenkomsten, is politiek interessant. Het ontslaat hem niet van zijn medeverantwoordelijkheid voor de wet die dat regelt.

Wetgeving komt overeenkomstig artikel 81 van de Grondwet tot stand in gezamenlijkheid van regering en Staten-Generaal. Wie daartoe het initiatief nam, kabinet of Tweede Kamerlid, is daarbij niet relevant. Ieder door de Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstel, moet worden bekrachtigd door de (onder ministeriële verantwoordelijkheid vallende) Koning.

Artikel 2.a4 van het Reglement van Orde bepaalt dat de ministerraad besluit over het wel of niet bekrachtigen. Dat reglement vordert verder eenheid van beleid. Het kan niet zo zijn, dat een minister zegt: ik heb ingestemd, maar eigenlijk was ik tegen. Wie als minister vindt dat bekrachtiging tot een ‘rampzalige’ wet leidt en voor die opvatting geen meerderheid in de ministerraad krijgt, moet kiezen: aftreden of daarvoor de verantwoordelijkheid nemen. Je kan dan niet naar ‘collega’s’ of andere partijen als de eigenlijk verantwoordelijken wijzen.

Als de premier het echt zo’n slechte wet vindt, had hij zich sterk moeten maken voor het voorkomen daarvan. Tijdens de parlementaire behandeling had minister Plasterk zich daartegen dan moeten uitspreken. De minister zei bij de behandeling in de Eerste Kamer in april 2014 echter:

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Verantwoordingsonderzoek in perspectief

ANALYSE - Op woensdag 18 mei was het Verantwoordingsdag. Deze dag, de tegenhanger van Prinsjesdag, bestaat sinds het jaar 2000. Voor dat jaar was al ingezet op het eerder beschikbaar komen van de jaarverslagen van de ministeries, niet in september, maar in mei. Bovendien moest de kwaliteit van de jaarverslagen  worden verbeterd: beleid en geld moesten meer met elkaar in verband worden gebracht. En niet alleen de begroting, maar ook de verantwoording moest voldoende aandacht krijgen van het parlement. De Algemene Rekenkamer toetst cijfers en verantwoordingsinformatie in het jaarlijkse verantwoordingsonderzoek – voer voor het parlementair debat op dat vandaag wordt gehouden.

Op Verantwoordingsdag presenteerde de Algemene Rekenkamer de uitkomsten van haar verantwoordingsonderzoek. Ze geeft dan een oordeel over de financiële informatie, de bedrijfsvoering en de beleidsinformatie van elk ministerie. En een oordeel bij de Rijksrekening. Tijd om eens terug te blikken op zestien jaar Verantwoordingsdag. Welke lessen kunnen we trekken voor de toekomst?

Rechtmatigheid

Laten we beginnen met het oordeel over de financiële informatie. Er is sprake van een hoog niveau van de rechtmatigheid van uitgaven en inkomsten bij de rijksoverheid in Nederland. Jaarlijks wordt  de Rijksrekening goedgekeurd. Een uitzondering vormt 2008. In dat jaar, het eerste jaar van de crisis, plaatst de Algemene Rekenkamer een kanttekening bij haar oordeel over de Rijksrekening. Dat hangt samen met de onrechtmatigheid van de uitgaven voor de verwerving van Fortis/ABN AMRO waar ruim € 23 miljard mee gemoeid was. Bij die uitgaven is de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure bij de Tweede Kamer niet gevolgd. En die moet juist waarborgen dat het budgetrecht van het parlement wordt gerespecteerd. Toch maakt de Algemene Rekenkamer geen ‘bezwaar’ tegen deze onrechtmatigheid. Dat bezwaar is een wettelijk instrument dat kan worden ingezet om de belemmeringen op te heffen die het goedkeuren van de Rijksrekening in de weg staan. Daar is een indemniteitswetprocedure voor nodig. De redenering van de Algemene Rekenkamer is dat dit niet nodig is omdat de Staten-Generaal al ingestemd heeft met de gang van zaken. Materieel gezien zijn daarmee de stappen doorlopen die in een indemniteitswetprocedure worden genomen.

Foto: Willem I met zijn herziene grondwet (uitsnede, Mattheus Ignatius van Bree - Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel.) copyright ok. Gecheckt 05-10-2022

Mark, doe als Willem I

COLUMN - Koning Willem I zou wel raad weten met de negatieve uitslag van een referendum, memoreert Bert van den Braak. Het komt aan op interpreterend rekenen (en een beetje lijmen).

Na het ‘nee’ in het raadgevend referendum staat het kabinet voor de vraag: hoe nu verder? Misschien kan de geschiedenis behulpzaam zijn.

In 1815 paste koning Willem I de zogenoemde Hollandse Rekenkunde toe om alsnog een meerderheid voor zijn nieuwe Grondwet te krijgen. In de Zuidelijke Nederlanden was dat ontwerp afgewezen. Soms wordt gedacht dat de truc die de koning toepaste, ging over het optellen van de thuisblijvers bij de voorstanders, maar zo simpel was het niet. Het ging om meer dan dat.

Willem I richtte zijn pijlen vooral op de tegenstemmers, die dat in zijn ogen op onjuiste gronden hadden gedaan. In de Zuidelijke Nederlanden werd van kerkelijke zijde bezwaar gemaakt tegen het gelijkstellen van het katholieke geloof met ketterijen. De bisschoppen, met Mgr. De Broglie de bisschop van Gent voorop, dreigden voorstemmers met onthouding van de sacramenten als zij vóór zouden stemmen.

Nadat Willem via zijn rekenkunde het ontwerp alsnog voor aanvaard had verklaard, tekende hij in een proclamatie op:

Zoo deze waarheid niet verduisterd ware door eenige menschen van welken de maatschappij integendeel het voorbeeld der evangelische liefde en verdraagzaamheid verwachten mogt, zouden ten minste de gemelde stemmen, zich gevoegd hebben bij die der vijf honderd zeven en twintig notabelen welke het ontwerp hebben goedgekeurd.

Foto: European External Action Service (cc)

Het oneigenlijke referendum

Het referendum gaat niet waarover het gaat, meent Peter Kanne, verkiezingsonderzoeker bij I&O Research, en kan daarom slechts tot cynisme leiden: zie je wel, de politiek doet toch wat het doet.

Op 6 april 2016 vindt een raadgevend referendum plaats over de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne. Het referendum, een initiatief van GeenPeil en het Forum voor Democratie, komt voort uit onvrede over “de ongebreidelde uitbreidingsdrift van de Europese Unie”.[1] De initiatiefnemers willen met dit referendum “een helder signaal aan Den Haag en Brussel afgeven – én een stukje zeggenschap terug claimen.”[2]

Voorstanders van het instrument referendum zien als belangrijk pluspunt dat burgers zich in het onderwerp gaan verdiepen, dat er publiek debat ontstaat en dat kiezers het laatste woord krijgen over wetten en besluiten. Als argument vóór het instrument referendum wordt ook vaak aangedragen dat politici het zich niet kunnen permitteren om grotere groepen burgers links te laten liggen. Stel dat een meerderheid op 6 april ’tegen’ stemt en dat de 30 procent opkomstdrempel wordt gehaald, krijgen de kiezers dan echt hun “stukje zeggenschap terug”?

Bij dit referendum gaat het op al deze punten mis. Een maand voor het referendum blijkt maar twee procent zijn kennis van de Associatieovereenkomst als ‘goed’ te omschrijven en nog eens twintig procent zegt ‘ongeveer’ te weten wat er in staat. Slechts vijftien procent is van plan zich de komende weken (meer) in het verdrag te verdiepen, maar dit zijn vooral de hoger opgeleiden die zich al enigszins in de inhoud verdiept hebben. De meeste kiezers moeten het dus vooral hebben van de vertaling van journalisten en politieke vertegenwoordigers.

Foto: contemplativechristian (cc)

Over zorgbestuurders en bonnetjes: integritisme of de miskenning van publieke waarden?

ANALYSE - van dhr Toon Kerkhoff.

Discussies over integriteit in het Nederlandse openbaar bestuur vallen niet zelden ten prooi aan integritisme. Integriteit wordt te breed opgerekt en zaken worden ten onrechte een integriteitskwestie. Het gevolg is onzorgvuldigheid en een onduidelijke afbakening tussen een slechte beslissing of, bijvoorbeeld, corruptie. Hoewel het gevaar van integritisme reëel is, kan het benoemen van integritisme tegelijkertijd net zo goed ook een uitweg zijn om zinvol debat over publieke waarde(n) en publieke verantwoordelijkheid te ontlopen. Dat zou ook weer geen goede ontwikkeling zijn.

Kenmerkend voorbeeld van deze precaire balans is het conflict tussen zorgbestuurders enerzijds en RTL Nieuws en de Tweede Kamer anderzijds.

Aanleiding was het onderzoek van RTL sinds oktober 2015 waarbij bestuurders van 450 semipublieke organisaties gevraagd werd om hun bonnetjes. Vele onderwijsinstellingen, woningbouwcorporaties en musea gaven gehoor maar slechts 4 van de 188 aangeschreven zorginstellingen reageerden. Het heeft geleid tot een voor onze tijd typisch integriteitdebat. Aan de ene kant beschuldigen de zorgbestuurders RTL en de Kamer van integritisme. Die laatsten menen daarentegen dat de zorgbestuurders op die manier juist belangrijke publieke waarden omzeilen en hun publieke verantwoordelijkheid ontlopen.

‘Wel iets beters te doen’

In een eerste reactie op het RTL verzoek twitterde bestuurder van het Medisch Spectrum Twente, Bas Leerink, dat hij wel iets beters te doen had dan bonnetjes verzamelen voor de commerciële omroep. Directeur Jos de Beer van de bestuurdersvereniging in de zorg (NVZD) kon zijn verontwaardiging over het verzoek evenmin onderdrukken. Er was een “grens overschreden” en het openbaar maken van bonnetjes zou niet bijdragen aan betere (lees: goedkopere) zorg. Boudewijn Ponsioen, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Wilhelminaziekenhuis in Assen, kon er ook niet over uit. Hij vond de hele kwestie “tamelijk ridicuul”. De Kamer voedde volgens hem “onnodig de sfeer van wantrouwen tegen zorgbestuurders”. Kortom: de beschuldiging van integritisme werd van stal gehaald.

Foto: -JvL- (cc)

Stemmen in de Senaat: de ’toerekenmethode’

OPINIE - Het is een vrij staatsrechtelijke kwestie en ik publiceerde er recentelijk over in De Hofvijver 1), maar de stemprocedure in Tweede en Eerste Kamer is belangrijk genoeg om (opnieuw) aandacht aan te besteden. Directe aanleiding vormde de stemming op 22 december jl. over de Wet stroom, waarbij bij aanwezigheid van 74 leden, na een stemming bij zitten en opstaan, werd geconcludeerd dat de uitslag 38-37 was. Op de zeer informatieve website van de Eerste Kamer staat daarover uitleg. Als geen lid hoofdelijke stemming vraagt, wordt de uitslag ’toegerekend’ naar de fractiesterktes. Was bijvoorbeeld slechts één lid van GroenLinks aanwezig geweest, dan had die stem voor vier geteld.

De Eerste Kamer zegt daarmee de werkwijze van de Tweede Kamer te volgen, wanneer die bij hand opsteken stemt. Daaraan kan op twee gronden worden getwijfeld.

In mijn Hofvijver-bijdrage wees ik er al op dat bijvoorbeeld in november in de Tweede Kamer bij een stemming (bij hand opsteken) over een amendement juist niet de toerekenmethode werd gebruikt. Vanwege de onduidelijke uitslag werd terstond (op voorstel van de Voorzitter) alsnog hoofdelijk gestemd en dat had een andere uitkomst (74-72) dan de toerekenmethode (75-75). Dat was niet voor het eerst. Het is dus niet zo dat de Tweede Kamer die methode altijd gebruikt. Dat doet zij vast als het gaat om ‘peilingen’ over ordekwesties, maar zeker niet bij stemmingen over wetgeving. In de Tweede Kamer wordt bovendien altijd – het tegendeel ervan heb ik niet gevonden – bij de uitslag de formulering gebruikt ‘de aanwezige leden van de fracties…’. In de Eerste Kamer heeft de Voorzitter het sinds vorig jaar over ‘de leden van de fracties…’.

Foto: Piotr Drabik (cc)

PiS wil na Polen ook Europa ombouwen

Hoewel de Poolse regering lippendienst bewijst aan het Europese project, is ze onder leiding van de conservatief-nationalische partij PiS (Wet en Gerechtigheid) van Jaroslaw Kaczyński in rap tempo bezig de rechtsstaat uit te kleden, een reactionaire, anti-liberale en anti-seculiere agenda door te voeren en nationalistische sentimenten aan te wakkeren, stelt Malgorzata Bos-Karczewska.

‘We zijn pro-Europees’ zei Poolse president Andrzej Duda bij zijn bezoek aan Brussel. ‘Polen maakt deel uit van het verenigde Europa’, aldus de Poolse premier Beata Szydło in het Europees Parlement in Straatsburg. De ambitie van deze regering is: ‘Polen wil kampioen in de EU zijn’.  Met de waarden die voor het land en de Polen kostbaar zijn: soevereiniteit, vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. Maar wat gaat schuil achter de pro-Europese houding?

De Poolse kwestie

Brussel maakt zich grote zorgen over Polen en de rechtsstaat. De rechtsstaatprocedure die de Europese Commissie op 13 januari jl. begon uit bezorgdheid over een nieuwe wet die de macht en onafhankelijkheid van het Constitutioneel Hof zou inperken en over een nieuwe mediawet die de Poolse publieke omroep onder het staatstoezicht zou plaatsen. Dat heet nu de ‘Poolse kwestie’. Daarover ging het plenaire debat in het Europees Parlement van 19 januari jl.

Foto: Minister-president Rutte (cc)

Oorlogsverklaringen zijn geen oorlogsverklaringen

COLUMN - Kort geleden verklaarde Rutte in navolging van Hollande, dat we in oorlog zijn met IS. Beroemd zijn uit eerdere jaren ook al de uitspraken van Bush over de ‘war on terror’. Hoe zit het nu met oorlogsverklaringen of verklaringen dat we in oorlog zijn? Zijn we dan ook echt in oorlog, of staat er niet wat er staat?

De Nederlands grondwet

Een jurist kijkt natuurlijk meteen naar de grondwet of de wet om te zien wie er eigenlijk bevoegd is om oorlog te verklaren. Artikel 96 van onze grondwet bepaalt dat het Koninkrijk niet in oorlog wordt verklaard dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal die daartoe in verenigde vergadering bijeenkomen en besluiten. En sinds Prinsjesdag is er geen verenigde vergadering meer geweest, en ook is er nergens een koninklijk besluit te vinden met een oorlogsverklaring.

Dan kan Rutte dat dus niet hebben bedoeld, en blijft over dat hij het woord oorlog in een overdrachtelijke betekenis heeft gehanteerd of in een betekenis dat IS in oorlog is met ons, of dat we een gewapend conflict hebben, niet zijnde een oorlog. Dat conflict is er, en dat vechten we vooralsnog uit met F 16’s en wel boven Irak, ingevolge art. 100 grondwet (handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde met militaire middelen buiten het grondgebied van het Koninkrijk).

Foto: risastla (cc)

Blunderend naar de Hoge Raad

COLUMN - Alsof de Tweede Kamer dezer dagen niets beters heeft te doen, heeft zij zich gestort op een lek(je) in de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (als het er een is) met een procedure die, à la Gabriel Garcia Marqués’ “Kroniek van een aangekondigde dood” kan leiden tot strafrechtelijk oordeel over een of meer van haar leden. Dit, voornamelijk dankzij een opeenstapeling van blunders.

Blunder 1: de minister van BZK, Plasterk, beweert eind oktober 2013 voor de TV dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA 1,8 miljoen Nederlandse belgegevens heeft verzameld. Al spoedig, hooguit na een maand, blijkt dat onzin. In bovengenoemde CIVD (bijnaam: ‘commissie stiekem’), waarvan alleen fractievoorzitters deel uitmaken, deelt de minister van Defensie, Hennis-Plasschaert op 12 december mee dat het om gegevens gaat die de eigen inlichtingendiensten hebben verzameld, maar die met de NSA zijn gedeeld.

Niemand die aan de erbij aanwezige minister van BZK vraagt, of hij dat in het openbaar wil herhalen, zodat de ministeriële onzin voor de TV kan worden ontkracht. Dat is dus blunder 2.

Pas als op rechterlijk bevel de minister zijn fout op 4 februari 2014 openbaar maakt, doen de fractievoorzitters – althans sommigen hunner – alsof zij dit voor het eerst horen. Onder aanvoering van D66-leider Pechtold dienen zij een motie van wantrouwen in tegen de minister, maanden lang informatie heeft ‘achtergehouden’. Pechtold en de zijnen weten wel beter. Dat blijkt ook uit de woede over de motie bij de fractievoorzitters van de PvdA en de VVD. Pechtolds motie is op zijn best blunder 3, tenzij hij wist wat hij deed en dan is het heel wat erger dan een blunder.

Foto: Michelangelo Carrieri (cc)

Kanttekeningen bij het ‘lek-onderzoek CIVD’

ANALYSE - Bij het onderzoek naar de mogelijke schending van de geheimhouding van het besprokene in de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) zijn de nodige kanttekeningen te maken.

Het College van procureurs-generaal heeft geconcludeerd dat schending van de geheimhoudingsplicht en het verspreiden van vertrouwelijke informatie een ambtsmisdrijf is, waarvoor onderzocht moet worden of strafrechtelijke vervolging geboden is. Het is de vraag hoe zich dat verhoudt met artikel 145 van het reglement van orde van de Kamer. Dat artikel bevat immers een heldere regeling over het bestraffen van Kamerleden voor schending van geheimhouding.

Waarom zou de Tweede Kamer daarvoor een procedure in het reglement van orde hebben als kennelijk een dergelijke schending per definitie een ambtsmisdrijf is, waarvoor een wettelijke procedure geldt? Zijn er wellicht twee soorten schendingen van de vertrouwelijkheid?

Het College van pg’s gaat er verder vanuit dat alles wat in de CIVD wordt besproken geheim is. Vraag is echter of dat zo zeker is. In 1992 werd in een verslag over de werkzaamheden van de CIVD gesteld dat er een onderscheid bestaat tussen operationele gegevens en het algemene beleid met betrekking tot de diensten. In een openbaar overleg kunnen geen operationele gegevens aan de orde komen, maar het algemene beleid kan heel goed in het openbaar worden besproken. Bij eventuele schending van vertrouwelijkheid had dus eerst dienen te worden vastgesteld of het ging om operationele gegevens.

Vorige Volgende