Simon Otjes

146 Artikelen
16 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Politicoloog en politiek filosoof. Promovendus bij de Universiteit Leiden. Blogt met name over Nederlandse politiek vanuit vergelijkend, historisch en filosofisch perspectief.
Foto: marie-ll (cc)

Wilders moet tot zeven tellen

ANALYSE - Marine Le Pen bezocht Geert Wilders in Den Haag. Ze kwamen bij elkaar om te werken aan een Europese beweging die een vuist moest maken tegen Brussel.

Naast het Front National is Wilders langs geweest bij het Vlaams Belang, die al langer goede contacten onderhoudt met zowel de FN als de PVV. Eerder bezocht Wilders Heinz-Christian Strache van de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ) en Robert Maroni van de Italiaanse Lega Nord. Deze rechts-populistische partijen hebben allebei al eerder geregeerd. Het meest opvallende bezoek tot nu toe was dat aan Jimmie Åkesson van de Sverigedemokraterna. Deze partij heeft namelijk tot midden jaren ’90 banden gehad met nazistische organisaties.

Dit lijkt een veel belovend begin van een extreem-rechtse fractie in het Europees Parlement. Er is alleen één probleem: de regels van het Europees Parlement vereisen dat een fractie bestaat uit ten ten minste vijfentwintig leden uit ten minste zeven deelstaten.

Dat eerste is waarschijnlijk geen probleem: Het Front National zou volgens de laatste peilingen misschien wel 24% van de Franse stemmen halen voor het Europees Parlement. Dat betekent ongeveer 18 zetels. Tel daarbij de zetels op van Wilders op: die volgens de laatste landelijke peilingen genoeg stemmen zou halen voor vijf zetels. De FPÖ laatste landelijke uitslag vorige maand zou doorvertaald vier zetels opleveren. Het Vlaams Belang heeft het wat lastiger maar hun 7% in de laatste landelijke peilingen levert één zetel op. De 4% die de Lega Nord in peilingen haalt is goed voor drie zetels. De SD halen ongeveer 9% in de laatste landelijke peilingen: genoeg voor twee zetels. Samen is dat 33 zetels.

Foto: Open Days - European Week of Cities and Regions (cc)

‘We rule this country’

ACHTERGROND - Bij het sluiten van het begrotingsakkoord stond Pechtold in de schijnwerpers. De D66-leider had zijn partij vakkundig in het centrum van de politieke macht gepositioneerd. Verschillende kranten noemde de partij van Pechtold het nieuwe CDA. Zoals een Christendemocratisch Kamerlid, Joost van Iersel, in de jaren ’80 zonder schroom kon zeggen: ‘we rule this country‘, zo zou D66 ook kunnen, toch?

De dominante positie van het CDA kwam vanwege de constante electorale steun van de partij en zijn onvermijdelijke plaats in het politieke speelveld. D66 heeft geen groot electoraat, geen centrale positie en dus ook geen mateloze macht.

We vergeten wel eens dat Nederland ooit gold als één van de meest stabiele electorale democratieën: uitslagenavonden waren saai omdat er in Nederland nauwelijks iets veranderde. Dat het CDA ongeveer een derde van de stemmen zou halen dat stond tussen 1977 en 1993 wel ongeveer vast. Het CDA putte haar politieke kracht mede uit haar numerieke dominantie. De VVD, de andere centrum-rechtse partij was altijd kleiner.

Maar dat was niet alles, alhoewel de sociaaldemocraten op belangrijke momenten net even kleiner was dan het CDA, was dat niet de reden waarom het CDA dominanter was dan de PvdA. Het CDA was zo dominant omdat zij een onvermijdelijke positie had. Aan de linkerkant van het CDA stonden de PvdA, D66 en wat klein links, goed voor maximaal 45% van de stemmen en aan de rechterkant de VVD en wat klein rechts (die samen lastig boven de 25% uitkwamen). Hiermee was het CDA de centrale speler in het politieke spel. Boog het CDA naar links, dan kon zijn een centrumlinkse coalitie vormen met de PvdA. Boog het CDA naar rechts, dan kon zijn een coalitie vormen met de VVD. Een klein afwijking naar rechts, overigens, heeft het CDA altijd wel gehad.

Foto: grueneberlin (cc)

Wat is er gebeurd bij de Duitse Groenen?

ANALYSE - Ze stonden er zo goed voor, de Duitse Groenen. De Groene doorbraak zou er komen: een verhaal waarmee de Duitse groenen ook sociaal-liberale FDP-kiezers en waarde-conservatieve CDU-kiezers konden aanspreken. Een groene deelstaatspremier in conservatieve staat als Baden-Wuerttemberg. Peilingen die tot in de hemel groeiden.

Gisteren, op 22 september was de partij ‘bitter teleurgesteld‘ over de uitslag. In plaats van winst te behalen verloor de partij. Niet met schokkend veel: zo’n 2.3 van de 10.7%. De partij verloor maar vijf van haar 67 zetels. Wat is er gebeurd?

Peilingen Gruenen copy

In de figuur hierboven zie je het verloop van de peilingen sinds januari. Het is een zevendaagsgemiddelde van alle peilingen die op Wikipedia verzameld worden. Het verloop van de peilingen laat zien dat de partij er eigenlijk hele jaar goed voorstond: permanent en vrij stabiel rond de 14%. Dat zou een overwinning betekenen, maar geen monsterzege. Vanaf midden augustus komt daar de klad in: de partij daalt vrij gestaag. De virtuele winst verdampt en wordt ingewisseld voor een bescheiden verlies.

Het is daarom gemakkelijk om de schuld te geven aan de affaires die de Groenen achtervolgden in de laatste maanden: een discussie over het standpunt van de partij over pedoseksualiteit in de jaren ’80, een voorstel voor een verplichte vegetarische dag in kantines. De uitstraling van de mannelijke lijsttrekker, Trittin. Een slimme campagnewatcher die ik gister sprak, Jelmer Uitentuis zei: ‘De Duitse Groenen hebben verloren, omdat ze er niet op gerekend hebben dat ze zouden verliezen’. Ze hadden hun verdediging niet op orde.

Foto: Jim Moran (cc)

Langs de afgrond

OPINIE - GroenLinks wordt door sommigen al dood verklaard, maar dat gold ooit ook voor D66. Daarvan kunnen GroenLinksers leren.

Een partij die terugvalt naar nog maar een paar zetels in de Tweede Kamer. Maar vervolgens nog geen drie jaar later voorop loopt in de peilingen. En de partij haalt evenveel zetels in het Europees Parlement als in de Tweede Kamer. Een mooie droom voor GroenLinksers? In zijn boek “Langs de Afgrond. Tien turbulente jaren in de geschiedenis van D66 laat Menno van der Land zien dat het kan.

Er zijn een aantal interessante analogieën tussen de ontwikkeling van D66 2003-2006 en GroenLinks 2010-2012: onhandig optreden rondom Afghanistan, een lastige sociaal-economische positie en een vergelijkbare electorale positie.

Afghanistan

‘Het optreden van Sap en haar fractie brengt GroenLinks veel imagoschade toe. Niet omdat het inhoudelijke verhaal van GroenLinks niet deugt, maar door een reeks strategische en tactische blunders die de GroenLinks-fractie heeft gemaakt. Het gebrek aan interne communicatie, de te late standpunt-inname, het steunen van een impopulair minderheidskabinet; het is een opeenstapeling van fouten.’

Het zou een glasharde analyse kunnen zijn de besluitvorming van GroenLinks rondom Kunduz. Maar het is een analyse -met een aantal woorden gewijzigd- van Van der Land over de besluitvorming van D66 rondom Uruzgan.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

PVV: loyaal met een scherpe rand

In oktober 2010 kondigden VVD, PVV en VVD aan een bijzonder meerderheidskabinet te vormen. VVD en CDA onderschreven een coalitieakkoord. Daarnaast werd een gedoogakkoord gesloten met de PVV – deze partij steunt het kabinetsbeleid op een (groot) aantal terreinen en belooft het niet te laten vallen over maatregelen die in het coalitieakkoord staan omschreven. Dit betekende dat de PVV een nieuwe positie innam in het politieke landschap. Tot de verkiezingen van 2010 had de PVV bewust gekozen voor confrontatie met de gevestigde partijen in haar parlementair gedrag. Ze stelde zich op als een rechtse oppositiepartij, de “rechts buiten” van de Tweede Kamer. Is het gedrag van de PVV veranderd nu de partij gedoogpartner is van een coalitie van CDA en VVD?

De kern van onze uitkomsten is dat de PVV als gedoogpartner twee houdingen combineert: een constructieve houding op onderwerpen die in het gedoogakkoord staan en een kritische, confronterende houding op andere terreinen. Op onderwerpen uit het gedoogakkoord is zij minder actief en stemt zij vaak hetzelfde als CDA en VVD. Dit betreft zowel de sociaaleconomische agenda van het kabinet (volksgezondheid, sociale zaken en financiën) als de agenda van het kabinet wat betreft veiligheid, integratie en immigratie. Echter op die onderwerpen waar de PVV heeft aangeven het niet eens te zijn met het kabinet is de partij actiever en uitgesprokener geworden. De partij stemt dan anders als CDA en VVD, en nog steeds relatief vaak alleen. Ook dient zij op deze onderwerpen meer moties en amendementen in. We beschrijven deze manier van opereren als loyaal (op die onderwerpen die in het gedoogakkoord staan) maar met een scherpe rand (op die onderwerpen die daarbuiten vallen). Deze stijl van opereren waarbij de partij met een been in het regeringsvak staat en met het andere been aan de kant van de anti-establishment oppositie is in andere landen succesvol toegepast door rechts-populistische partijen zoals de Italiaanse Lega Nord en de Deense Volkspartij.

Het onderzoek kijkt naar zes vragen: ten eerste, hoe actief zijn PVV-Kamerleden? De PVV dient in totaal minder voorstellen in. Dit past bij het beeld van een partij die deelneemt aan de regeringsmacht. Deze fracties dienen doorgaans minder voorstellen in. Wel is het zo dat de partij relatief meer (arbeidsintensieve) amendementen indient dan voorheen, wat blijk geeft van een verdere professionalisering van de fractie.

De tweede vraag is op welke onderwerpen PVV-Kamerleden actief zijn. We hebben gekeken naar moties die zijn ingediend in het kader van de begrotingsbehandelingen, welke eenvoudig te classificeren zijn. Van deze moties is het onderwerp buitenlandse zaken het meest populair bij de PVV. Dit is een grote verschuiving ten opzichte van de periode 2006-2010 toen de fractie vooral moties en amendementen indiende over justitie en binnenlandse zaken. Dit is te verklaren vanuit het feit dat de PVV in het gedoogakoord afspraken heeft gemaakt over veiligheid, immigratie en integratie, maar niet over buitenlands beleid Europa.

De derde vraag betreft de samenwerking met de PVV: hoe vaak dient de PVV voorstellen in samen met andere partijen? De PVV dient vooral moties in met coalitiepartners CDA en VVD, en met de SP. De opvallende verschuiving hierbij is dat het CDA en de PVV nauwelijks samen moties indienden vóór 2010.

De vierde vraag gaat over de isolatie van de PVV: hoe vaak stemt de PVV alleen? De PVV stemt nu minder vaak alleen dan in de periode 2006-2010, maar de mate waarin de PVV alleen staat blijft in historisch-vergelijkend perspectief hoog. De PVV staat vooral alleen in stemmingen over buitenlandse zaken (geen onderdeel van het gedoogakkoord), terwijl dit eerder binnenlandse zaken was (wel grotendeels onderdeel van het gedoogakkoord).

In verreweg de meeste stemmingen staat de PVV echter niet alleen. Onze vijfde onderzoeksvraag is hoe vaak andere partijen hetzelfde stemmen als de PVV. De VVD stemt het vaakst hetzelfde als PVV (77%) en doet dit ook vaker dan in de periode 2006-2010 (65%). Het CDA stemt nu in 75% van de gevallen mee met de PVV, aanzienlijk vaker dan voorheen (53%). De mate waarin de PVV hetzelfde stemt als de linkse oppositiepartijen is afgenomen. Opvallend hierbij is dat zeker op de sociaaleconomische onderwerpen, zoals sociale zaken en volksgezondheid, waarop er eerder sprake was van een zekere verwantschap tussen linkse partijen als SP en de PVV, in deze periode minder samen wordt gestemd. Omdat voorstellen op deze punten financiële consequenties hebben, kan de PVV niet hetzelfde stemmen als de SP zonder het gedoogakkoord te breken.

De zesde vraag betreft het succes van de PVV: hoeveel moties en amendementen worden aangenomen? De mate waarin de PVV voorstellen krijgt aangenomen is aanzienlijk toegenomen over tijd. Dit heeft echter nog steeds niet het niveau dat normale coalitiepartijen bereiken. In termen van het totaal aantal aangenomen moties blijft de PVV achter bij andere partijen. Dit is mede te verklaren vanuit het meer extreme gedachtegoed van de partij: ook andere radicale oppositiepartijen zoals de Partij voor de Dieren en GroenLinks weten een beperkt aantal moties aangenomen te krijgen.

Dit is een samenvatting van de rapportage “Loyaal met een scherpe rand. Stemgedrag PVV 2010-2011 in kaart gebracht” die ik samen met Tom Louwerse heb gemaakt in opdracht van het VPRO Radio 1 programma Argos. Eerder schreven we voor hen “Kiezen voor Confrontatie”.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Eerlijk Delen als Aporia

Eigenlijk heb ik het best getroffen: mijn ouders hebben hun leven lang hard gewerkt en gespaard. Daarmee hebben ze mij alle kansen gegeven om de opleidingen te volgen die ik wilde. Ik heb nooit hoeven werken tijdens mijn studie, en zelf nu werk ik met name om iets bij te dragen aan de samenleving. Ik heb dankzij mijn ouders een heel mooie startpositie in het leven.

Waarom moeten jullie dit weten? Omdat ik me vaak verwonder over de onrechtvaardigheid van mijn eigen positie: mijn ouders waren welvarend, en ik heb die rijkdom van huis uit mee gekregen. Armoede en rijkdom zijn deels erfelijk. Ik ben enorm gelukkig met wat mijn ouders voor mij hebben gedaan, maar mijn eigen prestaties zijn maar in een klein deel verantwoordelijk voor mijn eigen welvarende positie. Maar dat is niet het enige, neem bijvoorbeeld het feit dat ik man ben: mannen krijgen gemiddeld een hoger loon voor het zelfde werk als vrouwen. Maar ik heb het meest getroffen dat ik in Nederland geboren ben, een land met een van de hoogste gemiddelde inkomens op de wereld. In bijna alle andere landen zou ik voor mijn vijfde zijn overleden, zou ik minder kansen hebben gehad en zou ik aanzienlijk armer zijn geweest.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De rode wortels van de Duitse Groenen

De Duitse Groenen hebben hun wortels niet slechts in de milieubeweging. De partij komt deels voort uit de radicaal linkse buitenparlementaire oppositie van de jaren ’60 en ’70. Je zou verwachten dat nu de partij naar het centrum is opgeschoven en ze haar radicaal linkse vleugel van Ökosozialisten is kwijtgeraakt. Is dit het geval?

Ik heb van alle Groene parlementariërs gecodeerd van welke partij ze lid waren voor ze tot de Bundestag toetraden, op basis van de Duitse Wikipedia. Ik heb negen categorieën: zij die alleen lid zijn geweest van de Duitse Groenen (66%), zij die daarvoor lid waren van de centrum-linkse SPD (4%), zij die lid waren geweest van de centrum-rechtse FDP en CDU (1% allebei), de parlementariërs die hun wortels hadden in deze buitenparlementaire oppositie (9%), die parlementariërs die lid waren van de Oost-Duitse Groenen (2%) of de Oost-Duitse burgerrechten beweging Buendnis ’90 (7%) en die parlementariërs die lid waren geweest van de rechtse Aktionsgemeinschaft Unabhaengige Deutscher (1%). Van 8% ken ik de achtergrond helaas niet.

wortels fig1

Deze groepen hebben dus een verschillende achtergrond:

In de jaren ’90 was er binnen de Duitse Groenen een felle strijd tussen principiële fundi’s en pragmatische realo’s. Je zou je kunnen voorstellen dat op dat moment een deel van de meer radicale, uit de studentenbeweging voortgekomen, Duitse Groenen de partij verlaten had.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Marxistische mallemolen van Mei ’68

Regelmatig verwijst Martin Bosma naar de Marxistische mallemolen die in mei 1968 een generatie politici in verwarring heeft gebracht. Ze hielden aan de jaren ’60 allerlei malle ideeën als tolerantie, emancipatie en vrijheidsrechten over. De PVV wil Nederland beschermen tegen de “gek” geworden progressieve elite met haar malle ideeën. De PVV wil een Nederlandse traditie van vrouwenemancipatie, scheiding van kerk en staat, homo-rechten en vrijheid van meningsuiting beschermen tegen een progressieve elite die deze traditie te grabbel gooit.

Tony Judt merkt in zijn Postwar op dat de culturele revolutie van de jaren ’60 weinig heeft opgeleverd. Het marxisme maakte binnen de muren van de universiteit een kleine opleving, maar dat heeft eigenlijk nauwelijks wat opgeleverd: buiten de universiteiten waren dat soort economische ideeën weinig waard. Het fascinerende is dat er al vanaf 1945 een sociaal-democratische consensus was in Nederland over de invoering van een ouderdomspensioen, bescherming bij ontslag en goede zorg voor ouderen – u weet wel de weinig fantasierijke, van linkse overgeschreven sociale paragraaf van het PVV-programma. Hoe dan ook de mallemolen van ’68 heeft niet gezorgd voor een opleving van socialistisch beleid.

Het enige wat, volgens Judt, de jaren ’60 hebben opgeleverd is een vrijzinnigere moraal. Nederland was voor de jaren ’60 een Christen-democratisch land: gescheiden zwemmen van vrouwen en mannen, een verbod op abortus en euthanasie, strenge wetten over echtscheiding en een ongelijke behandeling van homo’s en hetero’s. Dit was een teken van de sterke inmenging van het geloof in het maatschappelijke leven. Onder druk van de nieuw-linkse emancipatiebewegingen veranderde politiek Nederland in begin jaren ’70 rap van mening over homoseksualiteit, echtscheiding en (zij het iets minder rap) abortus.

Het idee dat er in Nederland een eeuwenlange traditie van vrouwen- en homorechten was, is een mooi voorbeeld van invented tradition. De culturele verandering van de jaren ’60 is eigenlijk nog relatief dichtbij. Nog geen halve eeuw geleden moesten homoseksuelen hun gevoelens geheim houden voor hun familie en hadden vrouwen minder rechten dan mannen. Nederland heeft een traditie van relatieve religieuze tolerantie (waar Wilders misschien nog wel wat van kan leren), maar dat heeft nou niet geleid tot een eeuwenlange vrijzinnige behandeling van mannen en vrouwen of van homo’s en hetero’s. Het is fascinerend dat we zo snel aan het idee gewend zijn dat een man met een man kan trouwen en een vrouw een leidende politiek kan rol hebben in een politieke partij – zij het dat alleen linkse partijen een vrouwelijke fractievoorzitter in de Tweede Kamer aan durven. Het zijn de emancipatiebewegingen van de jaren ’60 en hun progressieve bondgenoten in de Tweede Kamer geweest die deze verandering in gang hebben gezet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Misdaad en Straf

Laatst keek ik een oude aflevering van de onvolprezen quiz QI met Stephen Fry. Het ging over het Amerikaanse gevangenissenstelsel. Fry vertelde dat alle Amerikaanse legerhelmen gemaakt worden door gevangenen. Gevangenen zijn een belangrijke bron van goedkope arbeid. Fry nam het een stap verder en stelde dat de Amerikanen zo het slavernijstelsel opnieuw hebben ingevoerd. Dat lijkt me onterecht[1]; sterker nog: arbeid door gevangenen zou volgens mij een centrale rol moeten spelen in het strafstelsel.

De Amerikaanse links-libertaire filosoof Otsuka stelt in zijn Libertarianism without Inequality voor om de verzorgingsstaat te financieren vanuit belastingen op misdadigers: voor links-liberalen en voor rechts-libertairen zijn misdadigers een groep van wie je legitiem middelen af kan nemen. Ik denk dat Otsuka een centraal punt mist: de grote verplichtingen die misdadigers jegens hun slachtoffers hebben.

Eigenlijk is het wel raar: we straffen mensen door ze hun bewegingsvrijheid af te nemen. We sluiten ze op in een gevangenis. De belangrijkste reden om dat te doen is de specifieke preventie: je haalt een misdadiger van de straat. Maar gaat er grote generale preventie of if you are so inclined retributieve werking uit van opsluiting? Een gevangenis is een dak boven je hoofd, eten en een strak ritme. Okay, je kan niet gaan en staan waar je wilt, maar is dat serieus de straf die er staat tegenover een inbraak of een moord? Ik denk dat het afschrikwekkendst aan zo’n straf is dat het een vorm van uitsluiting is: het lijkt op een vervelend kind dat je op de trap zijn eten laat op eten. Je hoort er even niet meer bij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Van de wetenschap naar de politiek

Vanaf 1 september ga ik werken voor De Helling, het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Ik ga electoraal onderzoek doen. Het is een hele stap vanuit de wetenschap over te gaan naar de politiek. Of niet? Want ik ga van politieke wetenschappelijk onderzoek naar politieke partijen over naar een wetenschappelijk bureau van een politieke partij.

Ik heb nooit alleen maar voor de wetenschap gekozen. Professor Otjes klinkt misschien leuk, maar wetenschappers hebben de wereld slechts bestudeerd, en we moeten de wereld juist veranderen. Ik heb daarom tijdens mijn hele promotietraject allerlei dingen voor GroenLinks gedaan. En als iemand mij vroeg wat ik daarna wou doen, dan droomde ik van een baan bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks: mee te denken over de koers van GroenLinks dat lijkt me echt prachtig. Sinds ik een paar maanden geleden voor deze functie benaderd werd, ben ik bijzonder enthousiast over een transfer van de wetenschap naar de politiek. Maar nu gaat het daadwerkelijk gebeuren. Ik moet er nog even aan wennen.

Ik ben ook nog niet helemaal klaar met de wetenschap: ik heb nog een aantal artikelen in voorbereiding. Mijn co-auteur Tom “kwantitatief onderzoek is niet hetzelfde als veel schrijven” Louwerse heeft er nog steeds de littekens van. Dit is zo’n bijzondere mogelijkheid: dan draait de wetenschap maar langzamer. Maar ben ik dan nog wel “objectief”? Is het wel te verantwoorden om over te gaan van wetenschappelijk onderzoek naar politiek gedreven onderzoek? Ik ben nog steeds dezelfde persoon met dezelfde politieke voorkeuren. Als ik in mijn eerdere werk objectief was, dan zal ik het hierna ook nog zijn. Daarnaast, het wetenschappelijk bureau gaat uit van een constructief-kritische houding ten opzichte van de koers van de partij. En sterker nog, het werk dat ik bij GroenLinks ga doen vereist dat ik objectief ben: een kiezersonderzoeker moet objectieve data geven over kiezers. Juist gekleurde informatie kan een partij de verkeerde kant op leiden. Een ja-knikker zal ik nooit worden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Politieke Partij Gematigden?

Eerder heb ik geschreven over de bloedgroepen in GroenLinks. Uit welke partijen kwamen GroenLinks parlementariërs voort? Eerst was de PPR dominant, maar sinds 1998 is de PSP de enige bloedgroep die enige Kamerleden levert. Maar hoe is het beeld andersom: zijn PPR, PSP en CPN-Kamerleden overgegaan naar GroenLinks?

We weten niet alles over de politieke voorkeuren van oud-Kamerleden: sommige zijn in relatieve onbekendheid teruggetrokken. Van de CPN-, PPR-, en PSP-Kamerleden die in 1989 nog leefden weten we het volgende. Van 30% van de PPR weten we niet naar van welke partij ze lid waren, van 50% van de CPN leden niet en van ruim 15% van de PSP-leden.




Van de 23 PPR-Kamerleden is het maar van 3 Kamerleden zeker dat ze naar GL zijn overgegaan: dat zijn de vier zittende Kamerleden (Beckers, Lankhorst, De Gaay-Fortman en Verbeek). Evenveel mensen die voor de PPR in de Kamer hadden gezeten werden lid van de PvdA (Jurgens, Van Doorn, en Janssen). Twee Kamerleden (echte politieke zwervers Van Hulten – voor het laatst gezien als 50+kandidaat en Van Gorkum) waren rond de oprichting van GroenLinks lid van D66. Ruim 20% van de PPR kamerleden was rond 1989 politiek onafhankelijk: ze hadden gebroken met de PPR.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Paternalisme omwille van het Liberalisme

In het idee van negatieve vrijheid zit impliciet het idee dat mensen als vrije burgers geboren worden. Het idee dat we mensen vrij moeten laten om vorm te geven aan hun eigen leven, gaat ervanuit dat mensen zo’n idee hebben en daar alleen maar vorm aan hoeven te geven. Maar mensen worden niet als vrije burgers geboren, maar als baby’s die afhankelijk zijn van de zorg van anderen. Mensen worden niet geboren met een idee van het goede leven, dat vormen ze zich over tijd.

Ik denk dat het daarom nodig is om het liberalisme opnieuw uit te vinden: naast het verzekeren van gelijke rechten en een eerlijke verdeling van inkomen, moeten liberalen er ook voor zorgen dat iedereen de vermogens heeft om zelf vorm te geven aan het leven. Dat betekent dat we opnieuw moeten kijken naar de manier waarop we negatieve vrijheid met noties van positieve vrijheid balanceren.

Klassieke liberalen hebben een bijzondere fixatie op formele rechten. Het liberalisme was die kracht die ervoor zorgde dat iedereen op een gelijke manier kon rekenen op de bescherming van zijn life, liberty, en property. Het achterliggende idee was negatieve vrijheid. De macht van de overheid om om arbitraire redenen in te grijpen in het leven van mensen moest beperkt worden: er moest gestreefd worden naar een zo groot mogelijke vrijheid van iedereen om op zijn of haar eigen manier vorm te geven aan zijn of haar eigen leven. Het was niet genoeg dat deze rechten werden opgeschreven maar er moesten ook politieke instelingen komen die ervoor zorgden dat deze rechten afgedwongen konden worden: een onafhankelijke rechtspsraak, een parlementaire democratie, een rechtsstaat. Het klassieke liberalisme brak zo met een traditie van feudalisme waarin rechten ongelijk verdeeld waren: waar de adel en horigen ongelijke rechten hadden, en waar in de stad en op het platteland een andere juridische code gold. De strijd van de liberalen was er een van gelijkheid. Boeren, stedelingen, edellieden, priesters moesten allemaal dezelfde rechten hebben.

Vorige Volgende