Zeven dagen. Zo lang duurt het voordat de aanhoudende onrust in Johannesburg eens het nieuws haalt hier. Tweeëntwintig doden, honderden gewonden en duizenden vluchtelingen en toch duurt het zeven dagen voordat we er hier van mogen weten.
Het is een soort wet. Als er geen Nederlanders bij betrokken zijn, dan geldt het aantal slachtoffers en de emotionele afstand tot Nederland. Emotionele afstand heeft weinig te maken met kilometers, maar alles met gevoel. Zo vinden veel mensen 2.973 doden in Amerika erger dan 133.600 doden in Myanmar. Daar kun je op tegen zijn, maar zo werkt het voor veel mensen wel.
Wie zich ooit eens een beetje heeft verdiept in Zuid-Afrika kent de townships daar. Het zijn wijken die aan grote steden vastgroeien. In westerse ogen ziet het eruit als een armoedig zooitje. Huizen, soms van steen, maar vaker van golfplaat, leem en ander materiaal zoals karton en lappen stof. Er is veelal geen elektriciteit, en het water moet gehaald worden bij een tappunt. Townshipbewoners moeten voor het water betalen met een soort chipknip. Bij het tappunt staat ook een toilet.
Zo?n township heeft eigenlijk alles: kappers, supermarktjes, schooltjes, zelfs kinderopvang. En Shebeens, veel Shebeens (illegale kroegen). In de townships leven veel werklozen, want werk is schaars in Zuid-Afrika. In de ochtend zitten sommige kruispunten vol met mensen die op de stoep zitten te wachten. Van tijd tot tijd stopt een truck, mensen springen op de open laadbak en dan worden ze naar werk toe gereden, meestal in een fabriek. ’s Avonds worden ze afgezet op de kruispunten en het beetje geld dat ze die dag hebben verdiend, gaat op in de Shebeen.