RECENSIE - “Nu Opoetaleb!” schertste een populaire Marokkaans-Nederlandse twitteraarster over Zomergasten. “We beginnen in MAROKKO!”
En ja hoor, de dorpsput, de ezel en de armoe in de Rif kwamen al gauw weer voorbij. Het ging over het gebrek aan elektriciteit in Aboutalebs geboortedorp, en hoe hij in elkaar werd geslagen door zijn klasgenootjes die geen zin hadden om dagelijks zeven kilometer berg op-berg af naar school te moeten lopen en hem een spelbreker vonden omdat de kleine Ahmed coûte que coûte wilde leren.
Het zou dan ook nogal een oriëntaals-etnisch avondje worden met Zomergast Ahmed Aboutaleb. Maar wel een onderhoudend avondje, want de burgemeester van Rotterdam ontpopte zich als een bevlogen verteller.
Taal
De burgervader houdt van taal. Poëzie die de ervaring van het bestaan onder woorden weet te brengen, taal die innerlijke kracht oproept tegen onderdrukkende machten, taal om jezelf verstaanbaar te maken in het alledaagse.
Menige dichter en zanger zag de Zomergastenkijker gisteren dan ook aan zijn oog voorbijtrekken. Van Adonis tot Carmiggelt, van Vader Abraham tot Oum Kalthoum; alles kwam voorbij. Wat Aboutaleb bewondert in die twee Nederlandse schrijvers is dat ze het kleine, het gewone onder woorden weten te brengen. ‘Het kleine café aan de haven’ noemt hij typerend voor de Nederlandse identiteit: kneuterig, gezellig en egalitair.