Wat nu voor de VVD?

De confetti is opgeveegd, de feestmuts verzamelt stof op de archiefkast: de wittebroodsweken voor premier Mark Rutte en zijn partij zijn voorbij. Het is weer knokken geblazen. De volgende horde wordt het verkrijgen van een meerderheid in de Senaat op 2 maart. Maar daarna komt misschien wel Rutte’s grootste uitdaging: de doorbraak van de VVD bestendigen. Het probleem is dat hij dat alleen maar kan bereiken door naar links op te schuiven.
Fier als een pauw lopen de VVD-Kamerleden door het parlement. Na de kenmerkende uitgelatenheid wennen ze aan het idee dat hun Mark in het Torentje zit. Een VVD-premier! Ze hebben er veel voor moeten opgeven tijdens de onderhandelingen met CDA en PVV, maar het is gelukt.
Natuurlijk schuurt het hier en daar. De VVD heeft wel veel moeten laten liggen. Een enkeling durft zelfs wel toe te geven dat men qua sociaal-economische hervormingen net zo goed een meerderheidsregering had kunnen hebben in de vorm van Paars-Plus. Maar ja, samenwerken met de PvdA, dat had een flink deel van de VVD-achterban nooit gepikt. Dus is het goed zo, al wordt het nog verdomd lastig om die meerderheid in de Senaat voor elkaar te boksen. Maar, en dat volgt altijd na de twijfels: wij hebben de premier. Wij zijn nu de grootste partij van het land.

En dat is meteen het grote probleem voor premier Rutte, want qua opkomst is hierdoor veel onzeker. Hij wil dat zijn VVD, coalitiepartner CDA en gedoogpartner PVV met elkaar een meerderheid behalen in de Eerste Kamer. Zo belangrijk is dat voor de stabiliteit van zijn minderheidskabinet dat Rutte in een interview in een tijdschrift de kiezer opriep om op één van de coalitiepartijen te stemmen. (De PVV wordt op dit blog gewoon als een stille coalitiepartij omschreven, zoals een stille vennoot.) Maar hij heeft een probleem: de VVD, het CDA en de PVV zijn concurrenten van elkaar. Net als op links, is op rechts het waterbed-syndroom van toepassing: als je op het midden van een waterbed met je vinger drukt, vloeit het water alle kanten uit.

