Toen de Democratische Republiek Congo 3,3 miljoen in Joegoslavië leende om haar infrastructuur te verbeteren en een elektriciteits-netwerk aan te leggen, kon het niet vermoeden dat het in een bloedige burgeroorlog verzeild zou raken. Ze kon de lening niet terugbetalen, en deze is inmiddels uitgegroeid tot een loden kogel van honderd miljoen.
Waar het lijk ligt, daar verzamelen zich de gieren, zei Jezus al over de plunderende Romeinse legioenen. Speculanten benaderden de kredietverstrekker in het voormalig Joegoslavië om die schijnbaar waardeloze claim van honderd miljoen aan hen te verkopen, uiteraard voor een substantieel lager bedrag. Dergelijke speculanten rekenen daarbij op grootschalige afschrijvingen en kredietverstrekking, die investeerders weer naar het land terug lokken. Ze gokken er op de overgenomen lening dan te kunnen terugkrijgen, met alle rente die er aan vastkleeft.
Het is een lucratieve business: zulke constructies hebben bij elkaar al meer dan een miljard opgebracht. Welkom in de meedogenloze wereld van wat in de financiële wereld ‘vulture funds’ heten: gieren die zich te goed doen aan het vlees van een land dat al op zijn gat ligt, en waar tienduizenden mensen sterven aan ondervoeding en gebrek aan medische zorg.
Nu hebben de meeste Westerse landen wetgeving tegen dit soort praktijken. Leningen van landen die door oorlog verscheurd zijn en met moeite weer opkrabbelen, worden meestal verbeurd verklaard. Maar de gieren hebben hier iets op gevonden: belastingparadijs Jersey – een eilandje voor de kust van Normandië dat weliswaar Brits Kroonbezit is, maar niet valt onder het Verenigd Koninkrijk. Het heeft zijn eigen belastingwetgeving, en uitgerekend hier zijn de gieren naar toe gereisd om hun claim tegen Congo in te dienen. Een claim die inmiddels ook is toegekend.