Los van alle ellende – voor zover dat kan, tenminste, want de beelden van het vliegveld bij Kabul zijn haast niet om aan te zien: mensen met doodsangst in hun ogen, ouders die in paniek hun kindje doorgeven, in de hoop dat een ander het mee zal nemen, weg het land uit – los van al die ellende dringt een vraag zich op. Wat is in ’s hemelsnaam het nut van oorlog?
Kun je, zoals de Verenigde Staten al sinds de Vietnamoorlog in de jaren ’60 volhouden, inderdaad ‘the hearts and minds’ van de bevolking veroveren nadat je een land eerst bent binnengevallen, en het vervolgens aan gort hebt gebombardeerd? Vietnam, Irak, Afghanistan – overal speelt die vraag.
Kun je als buitenlandse macht ooit nog op goede voet met de bevolking komen te staan, wanneer je die eerst als collateral damage hebt behandeld? Wanneer je met drones argeloze bruiloftsgasten hebt opgeblazen, en de kinderen van een land collectief hebt verweesd? Wanneer je, zoals Nederland in Srebrenica overkwam, in de positie raakt dat je onderdeel wordt van een burgeroorlog en je jezelf machteloos laat gebruiken door de overheersende partij?
Maken zulke oorlogen de taak van de internationale blauwhelmen – die hoofdzakelijk afstand tussen de strijdende partijen pogen te scheppen – niet duizendmaal moeilijker dan die al is?
Steeds meer ga ik geloven dat het enige dat je kunt doen voor een land dat in burgeroorlog verkeert, niet bestaat uit dat land invallen, maar uit lokale initiatieven versterken en waar je maar kunt de nood lenigen. Pleisters plakken, voedsel en schoon water verstrekken, schooltjes oprichten, de lokale pers helpen, ziekenhuizen bouwen, dorpsraden consulteren. En wanneer die schooltjes en ziekenhuizen worden gebombardeerd, met koppig optimisme weer van voor af aan beginnen.
Het werk van Artsen Zonder Grenzen, het Rode Kruis, Reporters Sans Frontières is moeilijk, maar zaait minder wantrouwen en biedt uiteindelijk meer perspectief. Je bouwt geen democratie met legers; die metsel je met geduld, vertrouwen, overtuiging, standvastigheid en betrouwbaar zijn. Tegen dictatoriale regimes en terroristische groeperingen bestaat geen quick fix – alleen stug volhouden, in samenwerking met de bevolking.
Niet dat je internationaal met lege handen hoeft te staan. Ook sancties kunnen werken, net als fondsen intrekken, beslag leggen op de rekeningen van oorlogsfinanciers en regimes uitsluiten van internationale gremia. Maar daar win je weinig mee – je voorkomt hooguit erger. De lokale democratie versterken is het enige dat werkelijk perspectief biedt.
Maar dat betekent ook dat je strenger moet zijn tegen regismes die nu nog overwegend als ‘friendly’ worden beschouwd. Van Jair Bolsonaro en Vladimir Poetin tot Recep Tayyip Erdoğan en Viktor Orbán – wees strenger tegen hen, al was het maar omdat het weinig helpt om daar toe te staan wat je elders verwerpelijk zegt te vinden.
Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool.