van Henk Witte.
Tal van politieke analytici hebben zich al bezig gehouden met de vraag waarom linkse politiek zich zo nadrukkelijk in de verdomhoek bevindt. En alle linkse politici en kiezers die zo nadrukkelijk op een medicijn tegen de rechtse pandemie zitten te wachten verloren zichzelf in een woud van verklaringen. Het resultaat: tot dusverre is niet echt een antwoord gevonden. Dit terwijl het antwoord, de reactie nogal voor de hand ligt. Die ligt namelijk simpelweg in het verleden. Naast de economische vooruitgang door de industrialisering die ons veel welvaart heeft gebracht was er de enorme sociale vooruitgang . Een sociale vooruitgang die we vooral te danken hebben aan de vooruitstrevendheid van de progressieve denkers en krachten.
Het behoeft geen betoog: rechtse mensen hebben in het algemeen een wat kleinere sociale antenne. Het zijn de mensen die we vooral vinden in de private sector van onze samenleving. Linkse mensen daarentegen kennen in het algemeen fijner afgestelde voelsprieten als het om sociale aspecten gaat. We zien deze groep dan ook vooral vertegenwoordigd in de zorg, in het onderwijs en bij allerlei sociale projecten. Ze staan doorgaans ook vooraan als het gaat om protesten tegen onrechtvaardige omstandigheden.
De eerste groep, de rechtse, conservatieve behoudende mensen hebben de neiging onze welvaart en de daarbij verbeterde leefomstandigheden vooral toe te schrijven aan de industrialisatie. Het is maar een deel van het verhaal. Om te beginnen gaan ze volledig voorbij aan de Verlichting, vooral toch geïnitieerd door vooruitstrevende denkers als Voltaire, Spinoza en Immanuel Kant. Ze vergeten bovendien dat diezelfde industrialisatie in het begin van het tijdperk kon floreren dankzij onderdrukking en uitbuiting. Werkdagen van twaalf uur, waaronder ook de zaterdag, kinderarbeid, slechte werkomstandigheden, en zeer schamele beloningen in een vakantie loos tijdperk. Dat was het beeld van de arbeider en zijn gezin, die bovendien hun leven niet zelden doorbrachten in plaggenhutten of ziekmakende vochtige krotten en dat ook nog eens in een door de kerk aangemoedigd groot getal opeengepakt. Opstanden tegen deze mensonwaardige omstandigheden werden destijds hard neergeslagen. Het was Karl Marx die de gewenste sociale veranderingen (lees: verbeteringen) heeft uitgewerkt en wiens visie mede de drijfveer werd voor het opstaan van de arbeidersklasse.
Die situatie van de arbeidersklasse is ten goede gekeerd. Dat is niet vanzelf gekomen en al zeker niet uit de kokers van de conservatieve medemens die nou eenmaal weinig op heeft met vooruitgang, maar die hecht aan ingeslopen verworvenheden, niet in de laatste plaats omdat ze dienstbaar zijn aan zijn (macht)posities. Dom houden was het parool, daarbij gesteund door de kerkelijke- en andere gevestigde instituties. Het was een sterke stroom waar tegenop gezwommen moest worden.
Gedreven door een gedachte aan een eerlijker wereld sprongen er in de afgelopen tientallen decennia herhaaldelijk mensen in die wilde stroom en ze begonnen er inderdaad tegenop te zwemmen. En met succes. De sociaal-maatschappelijke omstandigheden werden geleidelijk aan verbeterd om uiteindelijk te komen waar we nu zijn. Dankzij de zwemmers, de progressieven, de vooruitstrevenden.
De wereld is nog lang niet waar hij zijn moet en als één ding wel duidelijk is dan is het wel dat rechtse politiek nou niet bepaald die vooruitstrevendheid oplevert die ons nog verder moet brengen. Die een eind moet maken aan voedselbanken, het woningtekort, de uitzichtloosheid van starters, de onzekerheid van al die flexbanen, de overwinsten die in de zakken van aandeelhouders verdwijnen, de bonuscultuur, de krankzinnige salarissen voor voetballers en andere sporters, de lijkenpikkerij van de grootgrutterij, de toenemende afstand tussen arm en rijk. Er is nog genoeg te doen, maar wie pakt het op?
Daarom moet links met een blik op het verleden de toekomst tonen. Er is in het verleden door oprechte en sociale linkse politiek veel bereikt. Overtuigender bewijzen dat er van progressieve politiek wat te verwachten valt liggen er niet.
Natuurlijk is het zo dat de mens hecht aan zijn comfortabele positie en dat deze positie mede bepalend is voor zijn opstelling. Maar in tegenstelling tot wat velen denken zijn we niet egoïstisch en zit solidariteit in onze genen. We zijn er niet om anderen in de steek te laten, maar juist om een hand toe te steken. Om met Rutger Bregman te spreken; de meeste mensen deugen. De meeste mensen zijn sociaal.
Deze column van Henk Witte verscheen eerder op Joops Oog.