ANALYSE - Het is ernstig gesteld met het kritische discours in Nederland als Joost Niemöller zowaar een goed punt heeft. Rob Wijnberg, correspondent Media, Politiek & Filosofie van De Correspondent (dat is kennelijk geen pleonasme), schreef een stuk naar aanleiding van de Zwarte Piet-discussie waarin hij zowel voor- als tegenstanders van de huidige Pietvorm aan de kaak stelt.
In dit artikel betoogt Wijnberg dat hij een ‘raciaal skepticus’ is. Hiermee bedoelt hij dat rassendenken een vorm van essentialisme is: een manier van denken die uitgaat van onveranderbare genetische verschillen tussen mensen en die gebruikt als verklaring voor gedragsverschillen of het vaststellen van een morele hiërarchie. Zulk denken, zegt Wijnberg, is racistisch en dat wijst hij af. In plaats daarvan moeten we begrijpen dat mensen slechts gradueel van elkaar verschillen, niet in essentie, en dat daarom categorieën zoals ras geen betekenis hebben.
Even heel simpel gezegd: er zijn geen ‘blanken’ en ‘zwarten’, er zijn alleen tinten. Vandaar ook dat de raciaal scepticus het concept ‘ras’ typeert als een ‘culturele misvatting’.
Vervolgens beticht hij Quinsy Gario, die de discussie over Zwarte Piet zou hebben aangezwengeld, van dezelfde fout: door Zwarte Piet racisme te noemen denkt hij in rassen – als iets dat echt bestaat, in plaats van de categorie te herkennen als een illusie. Aan de ene kant, betoogt Wijnberg, wil Gario dat we ras niet zien, zodat racisme onmogelijk wordt; aan de andere kant vindt hij Zwarte Piet racisme en vindt hij het verkeerd dat witte Nederlanders dat niet zien. We moesten het toch juist niet zien? Zo is de redenering van de filosoof.