Duopolie | Onwetendheid
COLUMN - Drie weken geleden kreeg ik een rondleiding op een varkensboerderij. De vriendelijke boer vertelde trots over de sublieme efficiëntie waarmee hij het gehele varkensleven organiseert. De vijftig zeugen zijn constant zwanger, een computer reguleert de temperatuur in de stallen en het voer (genaamd “brok”) is precies aangepast om de varkens in elke levensfase zo snel mogelijk te laten groeien. En dat doen ze dan ook: in amper zes maanden bereiken ze een gewicht van 110 kilo, waarna ze naar de slachterij gaan.
De groep stedelingen om mij heen in hun geleende laarzen en stofjassen waren weliswaar onder de indruk van de efficiëntie, maar keken toch lichtelijk versteld in het rond. Ze hebben medelijden met die zogende zeugen, die zich tussen de metalen hekken niet kunnen omdraaien. En met de 800 vleesvarkens, die op 0.8 vierkante meter per varken en zonder daglicht door elkaar krioelen. De speelbal die in elk hok ligt (dat moet van de overheid) is niet afdoende tegen de overduidelijke stress van de dieren.
De boer reageert met goed beheerste verontwaardiging op kritische vragen. Een varken brengt bij de slachterij 155 euro op. Na aftrek van kosten is de winst voor de boer 10 euro per varken. Je hoeft geen bedrijfskundige te zijn om te begrijpen dat zulke marges niet uitnodigen tot ecologische experimenten. Toch ziet de boer zijn dieren ook liever buiten, vertrouwt hij de groep toe. Maar ja, de consument wil goedkoop vlees, daar kan hij ook niets aan doen.