ACHTERGROND - Al een aantal jaren publiceert de AOb zeer interessante analyses over de status van het beroep leraar. Robert Sikkes, die naam maakte als onderwijsjournalist, schreef in 2015 nog een prikkelende analyse, met een mooi plaatje van de beroepenstatusladder. Daar laat hij zien dat de status van beroepen als hoogleraar, leraar gymnasium en leraar basisonderwijs sinds 1956 is gedaald.
Ondanks die overtuigende analyse, kan een beleidsmaker een dergelijke publicatie terzijde schuiven, simpelweg omdat de boodschapper een bepaald belang heeft. Een recenter rapport, uitgevoerd onder regie van de NRO door vier wetenschappers, is lastiger te negeren. En veel van de boodschappen van de AOb, komen in dit rapport terug.
In het onderzoek is vanuit diverse invalshoeken gekeken naar de status van het beroep. Naast subjectieve indicatoren, gemeten via enquêtes, is een aantal objectieve maatstaven onderzocht.
Bron: Cörvers, F., Mommers, A., Van der Ploeg, S. & Sapulete, S. (2017). Status en imago van de leraar in de 21ste eeuw. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht en Ecorys, Rotterdam
Ook in het recente onderzoek zijn de figuren over de beroepenstatusladder zeer interessant. En de toelichting is op enkele punten behoorlijk hard:
Dat betekent dat lerarenberoepen redelijk wat maatschappelijk aanzien wordt toegedicht maar dat deze beroepen zeker niet tot de top behoren. Vergeleken met de meer klassieke professies als professionals in de gezondheidszorg of juristen (notariaat / advocatuur) staat de leraar in heel wat minder aanzien. De leraar basisonderwijs laat zich eerder vergelijken met een secretaresse, boekhouder of verzekeringsagent en een leraar in de bovenbouw van havo/vwo met een verloskundige of dominee.