Privatisering en publiek terrein
COLUMN - In Amsterdam heerst zorg over de aankopen van buitenlandse investeerders in de stad. Het Paleis van Justitie op de Prinsengracht is in handen van een buitenlandse groep die er een hotel van wil maken, dure panden aan de grachten zijn door Chinezen en Russen gekocht, veel winkels op de Zeedijk zijn recent overgenomen door Egyptische Kopten die er ijssalons en steakhouses willen vestigen.
Mij kan het weinig schelen of binnen- of buitenlandse tycoons de parels van de stad opkopen. Het onderscheid tussen ‘Nederlands’ en ‘niet-Nederlands’ is sowieso irrelevant. Zowat alle van oudsher Nederlandse bedrijven zijn inmiddels in handen van buitenlandse eigenaars: van de Hema en V&D tot UPC en KLM. Voorts brengen globalisering, migratie, inburgering en de snelheid van investeerders inherent met zich mee dat iedereen in zowat elk land kan investeren.
Wie het marktdenken heeft omhelsd, heeft weinig recht van klagen wanneer voorheen nationaal of lokaal eigendom in buitenlandse handen raakt. That’s the whole game: wie het meeste biedt, wint binnen die denktrant nu eenmaal alles.
Mijn zorg is een andere.
Het Paleis van Justitie dat in Chinese handen is gevallen, de historische panden die de UvA aan de hoogste bieder wil slijten, de rare winkeltjes en karakteristieke cafés op de Zeedijk die nu achter elkaar in door Kopten gedreven, eenvormige toeristenvallen worden omgezet – het gaat niet om de nationaliteit van de investeerders. Sterker: je op de landsaard van de kopers focussen, getuigt van een tamelijk achterhaald nationalisme. Het werkelijke probleem is dreigende eenvormigheid en verlies van publieke ruimte.