Simpel links

Ruim 55 jaar geleden werd binnen de PvdA met veel poeha Nieuw Links opgericht, om te protesteren tegen de gevestigde opstelling van Willem Drees c.s. Vrijwel alle oprichters en aanhangers van deze vernieuwingsbeweging hebben het daarna ver geschopt in hun politieke en bestuurlijke carrière. De meeste arbeiders – de traditionele PvdA-aanhang – voelen zich echter steeds minder thuis in hun partij en zoeken hun heil eerder bij PVV en zelfs VVD. PvdA en andere linkse partijen moeten het sindsdien vooral hebben van hogeropgeleiden – zolang ze niet al teveel verdienen. Zelfs na de Financiële Crisis zit Links opnieuw flink in het slop. Gastauteur S. de Beter ziet zeven pijlers voor een hernieuwde linkse politiek. De oplossing is zeker niet een Nieuw Links 2.0, met z’n mannetjesmakerij. Ook niet de weg terug, naar een exclusieve focus op de aloude tegenstelling tussen Kapitaal en Arbeid – zoals SP vaak suggereert. Denk eerder aan  misschien wel het belangrijkste basisstreven van het socialisme: iedereen – niet alleen die ene schoenlapper die miljonair wordt – die als een dubbeltje wordt geboren moet ook een kwartje kunnen worden. Sommige mensen hebben pech, anderen hebben geluk (vermogende of gestudeerde ouders, omringd door een invloedrijk netwerk, enzovoorts). Socialistische politiek moet ieder individu reële mogelijkheden bieden om de eigen capaciteiten en ambities maximaal te ontplooien, zonder anderen daarmee schade toe te brengen en binnen een acceptabel niveau van ongelijkheid. Alvorens te denken aan concrete beleidsmaatregelen – zoals de invoering van basisbanen dat ik hieronder steeds als bijvoorbeeld zal gebruiken  – moeten we  het eerst in grote lijnen eens worden over het hernieuwen van een aantal belangrijke pijlers waarop het ontwerp en de implementatie van dergelijke beleidsvoorstellen zouden moeten rusten. Laat niet het maatschappelijke maar het numerieke lot beslissen over wie – op tijdelijke basis – mag adviseren en meebeslissen over zaken die ons allen aangaan. In de afgelopen decennia is de formele èn informele besluitvorming – vaak handig gebruik makend van de parlementaire democratie – steeds meer terecht gekomen bij een kleine groep burgers die het tot rijkdom, deskundige, volksvertegenwoordiger of BN-er hebben geschopt. De schaarse experimenten die zijn uitgevoerd met burgerraden – waar door loting wordt bepaald wie zich met voorrang over een maatschappelijke kwestie mogen uitspreken – laten zien dat gewone, weinig opgeleide burgers heel goed in staat zijn belangrijke maatschappelijke knopen door te hakken, natuurlijk ook door beschikbare informatie en deskundigheid te benutten. Bij het creëren van gegarandeerde banen bijvoorbeeld moeten deze (lokale) burgerraden een centrale rol spelen, om te voorkomen dat hoogopgeleide ambtenaren banen voor lager opgeleiden gaan verzinnen. Maak het simpel, voor iedereen. Dat is de enige manier om iedereen de gelegenheid te geven zijn of haar eigen leven vorm te geven en een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke vooruitgang. Inderdaad, de meeste mensen deugen, maar alleen als ze binnen maatschappelijk structuren opereren die deugdzaamheid belonen – niet afstraffen. En dan moet ook duidelijk zijn wat we als deugden (kunnen/moeten) beschouwen. Iedereen met gezond verstand en moreel besef moet zich daarover kunnen uitspreken; niet alleen wetenschappers, bestuurders, politici en andere ‘geprivilegieerden’. Wat alleen kan als we ons richten op de achterliggende normen en waarden, teruggebracht tot de essentie die iedereen begrijpt. Transparantie is een contradictio in terminis wanneer deze alleen door ‘afgestudeerden’ kan worden begrepen en benut. Naarmate de complexiteit van de samenleving toeneemt moeten de benodigde organisatievormen – en de daarbij behorende communicatie – simpeler worden, leert de Nederlandse Sociotechniek (o.a. toegepast bij Buurtzorg NL). Zo moeten gegarandeerde banen bij voorkeur via een simpel gereguleerd marktmechanisme tot stand komen, niet via ingewikkelde bureaucratie. Goedkoop is duurkoop, ook voor armlastigen. Eén vorm van simpelheid daarentegen is desastreus: de notie dat alles in geld is uit te drukken, en financieel gewaardeerd moet worden. De econoom als rekenmachine floreert als we goedkopere producten verkiezen boven duurdere, maar staat met lege handen als we duurzame kwaliteit nastreven. De Corona-crisis heeft weer eens duidelijk gemaakt dat voorrang geven aan efficiëntie in de vorm van lagere prijzen – mede door het vergaande internationale arbeidsverdeling (lees: ons economisch afhankelijk maken van China) – uiteindelijk ten koste gaat van economische autonomie, weerbaarheid (resilience) en eigen innovatie. We zwemmen in de efficiencyfuik wanneer we onvoldoende rekening houden met de indirecte effecten die later en/of elders opduiken – en vaak negatief zijn. Weg met monopolies, op ieder gebied. In de commerciële sector wordt iedere vorm van (permanente) monopolievorming terecht als ongewenst beschouwd. Want het ontneemt de diverse betrokkenen de mogelijkheid om alternatieve wegen te ontdekken en te realiseren – niet alleen niet alleen de consumenten om lagere prijzen te kunnen betalen. Dit principe zou ook voor publieke monopolies moeten gelden. Zelfs méér want zij worden gefinancierd met ‘onze belastingcenten’ die iedereen moet betalen. Het is een illusie om te denken dat veranderingen in de publieke sector uitsluitend ‘van binnenuit’ (via politiek en bestuur) gerealiseerd kunnen worden – mede vanwege de ingewikkeldheid van de materie. De gebruikers/consumenten van collectieve voorzieningen moeten ook ‘met de voeten kunnen stemmen’ (via het marktmechanisme), zoals dit in de commerciële sector het geval is. Maatschappelijke doelstellingen kunnen op uiteenlopende manieren worden gerealiseerd, en dus moeten we (minimaal twee) alternatieve organisaties optuigen, zodat de diverse betrokkenen hun voorkeuren daadwerkelijk kunnen communiceren en implementeren. Dit geldt zelfs voor het ‘natuurlijke monopolie’ van de wetenschapsfinanciering (NWO), zoals ik eerder heb betoogd. Ook bij (overheids)bedrijven die gegarandeerde banen creëren, moeten we geen monopolievorming toestaan. Belastingen moeten louter gebaseerd zijn op rechtvaardigheid en collectieve voorkeuren. In welke krankzinnige situatie zijn we beland dat de belasting op KapitaalAANWAS (= slapend rijk worden) veel lager is dan op de productiefactor Arbeid? Terwijl we als maatschappij willen dat iedereen aan het werk kan en dat allerlei vormen van dienstverlening (vrijwel altijd arbeidsintensief) voor iedere portemonnee betaalbaar moeten zijn, niet alleen voor de rijken en de ritselaars. Hetzelfde principe moet gelden voor indirecte belastingen. Als we weten dat overmatige consumptie van suiker en zout – de goedkoopste smaakmakers – indirect allerlei negatieve medische gevolgen heeft (obesitas, suikerziekte, hoge bloeddruk, e.d.), dan moet de BTW op die basisingrediënten drastisch omhoog – zoals dat ook bij tabak en alcohol is gebeurd. En als we niet willen dat het winkelbestand – en daarmee de leefbaarheid van dorpen en wijken – achteruit holt en pakkettransport het straatbeeld domineert, dan ontkomen we niet aan flink extra belasting op internet aankopen. Willen we baangaranties, dan moeten die niet fiscaal worden belast.  Onderwijs en onderzoek dienen een publiek doel, en zijn dus grotendeels ongeschikt voor ‘tellen en meten’. Net als in de socialistische hoogtijdagen moeten onderwijs en onderzoek een emancipatoire functie hebben. Zij die met maatschappelijke achterstand zijn geboren en getogen moeten onderwijs en onderzoek kunnen benutten om die achterstand te ontstijgen. Bij onderwijs in de vorm van het verwerven van capaciteiten (niet alleen intellectueel) en attitudes. Bij (sociaalwetenschappelijk) onderzoek door zicht te krijgen op patronen en mechanismen die kwartjes (kunnen) gebruiken om dubbeltjes buiten te sluiten. Dus wég met de hordenrace die het huidige onderwijs domineert: je komt alleen in aanmerking voor een bepaalde functie door allerlei formele onderwijskwalificaties te behalen – die vaak helemaal niet nodig zijn voor een adequate beroepsuitoefening. En – althans bij de sociaalwetenschappelijk onderzoek – wég met het belachelijke puntensysteem waarin publicatie in een internationaal tijdschrift hoger wordt beloond dan een doorwrochte analyse van (lokale) maatschappelijke problemen. Wat overigens niet uitsluit dat een klein gedeelte van het onderzoeksbudget wordt besteed aan internationale consortia waar publicatiescores wél dominant zijn – ook bij onderzoek naar de effecten van baangaranties of andere vormen van marktregulering. Geef interne motivatie voorrang boven externe. Een van de grote vergissingen van de laatste decennia – en onvoldoende gecorrigeerd door Links – is de vanzelfsprekendheid om marktconforme salarissen toe te kennen aan werknemers in de hogere regionen van de publieke sector. Aangezien daar prestaties (output) en selectiemaatstaven (input) moeilijk meetbaar zijn, is de makkelijkste weg – maar ook de slechtste – om te kijken naar vergelijkbare salarissen in de private sector. Het moet weer een EER worden om te mogen werken in de publieke sector: in de wetenschap, in het openbaar bestuur en in de rechtspraak. De enige manier om daarvoor de juiste mensen te selecteren en te rekruteren is een lager salaris en bijbehorende compensaties dan in de commerciële sector, dus niet marktconform. Dit geldt ook voor het creëren van gegarandeerde banen, bij uitstek een publieke activiteit. Wat een schande dat de directeur van het Groningse Werk Pro een dijk van een salaris verdiende, terwijl hij de facto een publiek monopolie bestuurt. S. de Beter schrijft op het blog Eco Simpel met 'een iets andere kijk op economie en economen, en op onderzoek & onderwijs'

Quote du Jour | Linkse milieukliek

Brief van Nuon ontvangen: maandbedrag van 150 naar 343 euro. En dat voor een tamelijk kleine twee onder een kap voorzien van vloerisolatie, overal dubbelglas en zonnepanelen. De verhoging alleen al is 10% van mijn netto inkomsten. Met dank aan de linkse milieukliek in Den Haag.

In een ingezonden brief wordt de schuld van de hogere energie rekening bij links gelegd. Toch apart als je weet dat de VVD al sinds 2010 onafgebroken in de regering zit (en ook van 1994 – 2006). Niet echt linkse milieukliek lijkt me zo.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Cheryl (cc)

Pijnstillers voor links

OPINIE - In Trouw verscheen deze week een interview met Mark Lilla, Amerikaanse hoogleraar en auteur van het boek ‘The Once and Future Liberal’ (2017). Lilla stelt dat links-progressieve partijen verstrikt zijn geraakt in polariserende identiteitspolitiek. Volgens Rogier van Reekum slaan zowel Lilla’s analyse als diens voorgestelde remedie de plank volledig mis.

Er zijn mensen die ‘Zwarte Piet is racisme’ een polariserende stelling vinden, genderneutrale behandeling wel veel gedoe, die niet begrijpen dat straatnamen voor rovende moordenaars mesjogge zijn, die het zonde vinden wanneer moslims een islamitische partij beginnen, die vinden dat radicaal rechts ook mee moet kunnen lopen in een Pride, die vinden dat het ‘debat’ belangrijker is dan de onenigheid zelf, die menen dat ‘diversiteit’ de samenleving heeft ‘veranderd’, maar ondanks al die opvattingen zichzelf wel ‘links’ noemen omdat ze vinden dat tegenover werk bestaanszekerheid moet staan. Dergelijke mensen hebben het zwaar: zij willen echt niet gezien worden als racist, seksist of anderszins rechts, maar voelen zich voortdurend gedwongen om anderen, die naast bestaanszekerheid ook nog hun ‘identiteit’ willen botvieren, uit te leggen hoe ‘linkse’ politiek zou moeten werken. En wanneer ze dat dan doen, krijgen ze de wind van voren. Och, zo wordt het nooit wat.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.