Mail van de Kamervoorzitter

Ik weet niet hoeveel hoogleraren in de loop van de parlementaire geschiedenis hatemail in hun mailbox hadden hangen van een voorzitter van de Tweede Kamer – maar sinds afgelopen donderdag ben ik zo iemand. De mail stamt uit een voor drs. Martin Bosma onrustige nacht van bijna twee jaar geleden – 23 december 2021. Ik heb er eerder niet over geschreven omdat ik, zoals veel mensen, indertijd een beetje medelijden had met de schrijver ervan – een lid van een partijtje dat nooit meer iets leek te kunnen bereiken en die zijn frustraties koelde op een geïnteresseerde observator die aanmerkingen had op zijn functioneren. Ik wilde niet lullig doen over een nachtelijke uitbarsting van zo iemand, dus ik liet het zitten. Ik heb hem wel gevraagd of ik in het kader van de discussie de brief mocht publiceren, maar hij wilde dat niet en daarmee beschouwde ik de kwestie als afgedaan. Wat was er gebeurd? In een stukje van twee dagen voor de woedenacht had ik beschreven wat Bosma had gemaakt van zijn voorzitterschap van de Interparlementaire Commissie (IPC) van de Nederlandse Taalunie: niet veel. Bosma is zo’n beetje de enige Nederlandse parlementariër die zich de afgelopen 20 jaar om de Taalunie heeft bekreund, maar hij deed dat vooral uit amateurisme en feitelijk heeft hij in al die tijd nooit iets tot stand gebracht. Prooi Deze constatering had nu Bosma’s nachtelijke toorn opgewekt. Ik zal de brief uit kiesheid nog steeds niet publiceren, al stel ik hem voor serieuze journalisten en/of toekomstig biografen van het Kamerlid graag ter inzage. Bosma meldde dat hij natuurlijk ook niet veel had kunnen doen, door corona-lockdowns en doordat er een nieuwe Algemeen Secretaris was, en wat al niet. Ook vond hij dat ik geen kritiek op de IPC mocht hebben. Ik was daarmee een activist geworden, want als geleerde mag je kennelijk nooit iets vinden van hoe een politicus zijn werk doet – terwijl het omgekeerde natuurlijk wel mag. Maar vooral lanceerde hij een theorie over waarom ik kritiek had op zijn gebrek aan effectiviteit: dat was natuurlijk omdat hij een PVV’er was! Ik had zijn partij weliswaar nergens genoemd, maar ik keek als hoogleraar natuurlijk neer op zijn kiezers! Anders had ik het natuurlijk alleen maar prachtig gevonden dat het enige dat het IPC tijdens Bosma’s voorzitterschap had bereikt was dat Nederlandse en Vlaamse parlementariërs samen een reisje langs de taalgrens hadden gemaakt. Dan was ik niet ten prooi gevallen aan ‘activisme’. Hobby’s Nu had ik in het hele stukje de politieke partij waartoe Bosma behoort niet genoemd: lamlendigheid kent geen politieke affiliatie. Maar daar had Bosma iets op gevonden: in de archieven van Neerlandistiek (en van de ‘extreem-linkse’ website Joop) rust een stukje dat ik schreef met de titel ‘Schrijven PVV’ers een apendialect?’ Die vraag (het is een vraag, er staat een vraagteken achter) wordt in dat stukje weliswaar negatief beantwoord – ik wijs er juist expliciet op dat je in maatschappelijke discussies nóóit over het taalgebruik van je tegenstanders moet beginnen, en ik doe dat in reactie op iemand anders die dat ‘apendialect’ noemt – maar aan die nuance, die trouwens in de allereerste zinnen van het stukje wordt gemaakt, was Bosma niet toegekomen. Hij concludeerde uit de titel dat ik PVV’ers ‘apen’ vond. Ondertussen vergat Bosma mij niet. Begin dit jaar riep hij tijdens een vergadering van het IPC ertoe op dat ik het geld dat ik in 2021 zou moeten terugbetalen (vanaf minuut 54 in het onderstaande filmpje) omdat we in ons rapport geen melding zouden hebben gemaakt van problemen met het bestuur op het Algemeen Secretariaat – hoe konden parlementariërs dan weten dat die problemen er waren? De visitatiecommissie was 2 dagen op het Algemeen Secretariaat geweest – dat kon je toch niet van Kamerleden verwachten? https://www.youtube.com/watch?v=AwVF9PgnuyA Dat hier vooral uit bleek dat Bosma ons rapport waarop hij zei ‘blind te varen’ niet had gelezen – die problemen werden er gewoon en heel duidelijk in benoemd, maar dat had hij kennelijk in de anderhalf jaar na het verschijnen nooit gezien – heb ik hier al uitgelegd. Maar dat ik vind dat je als parlementariër rapporten moet lezen, en dan vooral de stukken waarop je in eigen woorden blind vaart, dat zal ook wel een uiting zijn van mijn activisme. Wat is dat ook voor extreem links gedoe, om te willen dat parlementariërs hun werk doen? Ik neem aan dat Bosma zich nu terugtrekt uit de Interparlementaire Commissie van de Taalunie, omdat zijn taken als voorzitter van de Tweede Kamer dat vereisen (ik heb daar overigens, en voor de duidelijkheid, geen kritiek op, het is volgens mij de gewone gang van zaken). Het betekent dat er nu waarschijnlijk geen enkele Nederlandse parlementariër meer is die zich om de Taalunie bekreunt.

Door: Foto: Martin Bosma, foto SDVBou, CC BY-SA 4.0 , via Wikimedia Commons.
Foto: Partij van de Arbeid (cc)

Het beeld van het voorzitterschap van Arib

COLUMN - van Prof. Dr. Bert van den Braak

Er bestaat vrij breed een positief beeld van het voorzitterschap van Khadija Arib. Daar is ook reden voor. Sommigen menen echter dat zij wel raad had geweten met de fratsen van Van Houwelingen, Van Meijeren en Baudet. Zij zou een krachtdadiger voorzitter zijn geweest dan haar opvolgster. Waar dat op is gebaseerd, is onduidelijk. Het komt zowel uit de hoek van haar sympathisanten, als uit die van ’tegenstanders’ van Vera Bergkamp. Maar ook ‘neutrale’ volgers (journalisten) lijken vaak een nogal vertekend beeld van het voorzitterschap van Arib te hebben.

Toen in 2016 Khadija Arib Anouchka van Miltenburg opvolgde als Tweede Kamervoorzitter zorgde dat voor een goede wending. Van Miltenburg had haar eigen capaciteiten overschat, verloor aan gezag en maakte fouten. Zij trok, door zelf op te stappen, de enige juiste conclusie. Met het voorzitterschap van Arib verdween de krampachtigheid, die het voorzitterschap van haar voorgangster had gekenmerkt. Bovendien beschikte de nieuwe voorzitter over humor en hield zij aan het slot van het jaar leuke speeches. Het was dus niet gek – en ook wel terecht – dat er een positief beeld ontstond.

Minder in beeld is blijkbaar dat ook Arib, net als haar voorgangers Gerdi Verbeet en Van Miltenburg, moeite had met optreden tegen ongepaste uitingen van leden. Verbeet legde bijvoorbeeld Geert Wilders geen strobreed in de weg toen hij staatssecretaris Nebahat Albayrak ervan betichtte criminele vreemdelingen met open armen te ontvangen (hij voegde eraan toe: in samenwerking met haar nichtje Nurten, directeur van het COA). Van Miltenburg stond de PVV-leider toe de term ‘nepparlement’ te gebruiken en D66-leider Alexander Pechtold een ‘zielig, miezerig en hypocriet mannetje’ te noemen.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.