Uit de jeugdzorg | David
COLUMN - ‘Wat? Dat méént u niet?’ is het enige dat ik uit kan brengen nadat ik aan de telefoon hoor dat Davids vader is overleden. Nog geen tien seconden geleden zat ik, niets vermoedend, in de huiskamer samen met een jongere de reclamefoldertjes door te lezen. De anderen zijn buiten aan het chillen of zitten achter de computer of op hun telefoon.
Er is nog van alles te doen, een rapportage lezen, een evaluatie schrijven… Maar je werk goed doen is voor mij ook (of misschien wel juist) ‘er gewoon zíjn’. De rest laat ik even wachten. We maken net een grapje over de shampoo, die Patricia vorige week voor 2+1 heeft gekocht. Deze week is de aanbieding 2+2.
Dan gaat de telefoon. De oom van David. Drie jaar geleden kreeg Davids moeder een beroerte. Ze heeft twee maanden in coma gelegen. Zes maanden revalidatie zorgde voor het hoogst haalbare. Hoewel ze rechts grotendeels verlamd zal blijven, kan ze met hulp weer thuis wonen. Het loopt echter anders. Vader zat dag en nacht bij zijn vrouw. David regelde het eten.
Kapot van verdriet om zijn vrouw aan allerlei slangen te zien liggen, vond vader steun bij de beste vriendin van moeder. Toen moeder weer naar huis zou mogen, moesten ze toch opbiechten dat ze een relatie hadden. David was woest! Er werd met van alles gesmeten, zowel letterlijk als figuurlijk. De politie is verschillende keren geweest om de boel te sussen.