Het blijft boeiend, die Arabische Lente. Ik lees bizarre teksten van een professor Cole over Libië, ik kijk naar Buitenhof en verbaas me over de verwarring. Jan Marijnissen zei het helder: het voordeel van de globalisering is dat je elk misdrijf van een regime onmiddellijk ziet: oppassen met het schenden van mensenrechten. En Marijnissen vervolgt met de waarschuwing dat een systematisch reageren op zo’n schending de wereld wel ingewikkeld maakt.
De discussie in Buitenhof ging over de interventie in Libië, over resolutie 1973 en over “R2P”, the responsibility to protect. Dat is een spannende innovatie in het volkenrecht; dat was tot nu toe in hoge mate gebaseerd op soevereiniteit van nationale staten en het non-interventieprincipe. Is dat losgelaten met resolutie 1973? Wordt de dreiging van misdaden tegen de menselijkheid een motief voor interventie?
Het respect voor de machtsbalans weerhield ons in Berlijn in 1953, in Budapest in 1956, in Praag in 1968. Het zou veel bloedvergieten hebben opgeleverd. Gelukkig werd de context van globale machtsverhoudingen toen aanvaard. Toen de Koude Oorlog in 1989 was beslecht, ontstonden nieuwe verhoudingen: in Ruanda deed de wereld bijna niets, met 800.000 doden als gevolg. In Joegoslavië deed de wereld wel iets, maar halfhartig, waardoor Dutchbat blijft zitten met het probleem van 8000 vermoorde moslims.