Nabeschouwing Zomergasten | Adriaan van Dis
RECENSIE – Zesde en laatste aflevering van Zomergasten. Waarin Adriaan van Dis ons wil doen geloven dat hij geobsedeerd is door menselijke ellende, maar zijn fragmenten en zijn voorkomen iets anders verraden.
“Ik maak weer iets esthetisch van iets gruwelijks”, zei Adriaan van Dis toen hij vertelde over een Afrikaans jongetje zonder benen, wiens rompje zat vastgeschroefd op een plankje met wieltjes, en die zich met zijn armen voortbewoog als een zeeanemoon. Van Dis vertelde over zijn fascinatie voor mismaakte mensen. Hoe hij er zowel van gruwelt als door aangetrokken wordt.
Jan Leyers citeerde Van Dis, ooit zelf presentator van Zomergasten. Dat je aan de keuze van de fragmenten de obsessies van de Zomergast kunt aflezen. Van Dis zelf zei aan het begin van de uitzending dat hij heel erg zijn best had gedaan om géén verhaal te vertellen met zijn fragmenten, maar dat hij, toen hij zijn keuzes overzag, moest toegeven dat dit mislukt was. Zijn fragmenten vertelden wel degelijk een verhaal (en verrieden een obsessie), en dat was oorlog. Maar volgens mij was dat zijn obsessie helemaal niet.
De kijker is een monster
Adriaan van Dis weet hoe de kijker in elkaar zit. Hij omschreef ons, televisie kijkend Nederland, als een monster. Een monster dat niet te temmen valt. Je kunt het proberen, maar het zal niet lukken. Door ons zo nu en dan met zorgvuldig gekozen bekentenissen te voeden, probeerde Adriaan van Dis het monster stil te houden. Zoals hij dat in elk televisieoptreden probeert. Door verlekkerd en in elegante bewoordingen over zijn fascinatie met menselijke ellende te vertellen, wil hij ons doen geloven dat die gruwelijkheden an sich een obsessie zijn. Maar het gaat om iets anders.