Recensie | Het wonder van Denemarken

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in Nederland -zoals bekend- veel Joden afgevoerd en omgekomen. In Denemarken niet. Bo Lidegaard probeert in zijn nieuwe boek het verschil te verklaren. In Denemarken woonden in 1940 ongeveer 6000 Joden.  Tijdens de “vreedzame bezetting”  in de Tweede Wereldoorlog wisten die vrijwel geheel te ontkomen naar het neutrale Zweden, door een evacuatie met vissersboten over de Sont. Hoe was dit mogelijk? De mythe zegt dat naar het voorbeeld van Koning Christiaan alle Denen een Jodenster droegen, toen de Duitsers dat voor Joden verplicht stelden en dat zulks verwarring schiep bij de Duitsers , waarvan handig gebruik is gemaakt. Maar zo is het niet helemaal gegaan, volgens Bo Lidegaard in zijn boek “Landgenoten”, recent verschenen bij Balans. Hannah Arendt noemde de houding van het Deense volk en zijn regering uniek. De bestudering van deze houding zou men voor alle studenten in de politieke wetenschappen verplicht gesteld willen zien: hier valt namelijk te leren welk een geweldige kracht er is gelegen in het geweldloze verzet tegen een tegenstander die over veelvoudig superieure machtsmiddelen beschikt. (H. Arendt, p.286) Dat is niet onjuist, maar het beeld is toch genuanceerder, zo blijkt uit het verhaal van Lidegaard. Er werd door Denen wel gesaboteerd, terwijl de bezettingsmacht van de Duitsers zeer beperkt was.  Dus helemaal geweldloos waren de Denen niet en de tegenstander had slechts beperkte macht paraat. Maar het is niet ten onrechte dat wij een collectief schuldbesef cultiveren, omdat er zoveel Nederlandse Joden zijn afgevoerd en omgekomen. Hoe kon het verschil met Denemarken ontstaan?

Door: Foto: copyright ok. Gecheckt 27-02-2022
Foto: copyright ok. Gecheckt 15-03-2022

Recensie | Een kleine stad bij Auschwitz

RECENSIE - De morele schuld van individuele Duitsers aan de Holocaust is al jarenlang onderwerp van verhitte discussie. Mary Fulbrook doet met haar boek ‘Een kleine stad bij Auschwitz’ een nieuwe duit in het zakje.

Ongeveer dertig kilometer van Auschwitz, in het deel van Polen dat door Nazi-Duitsland tot onderdeel van het Reich werd gemaakt, ligt het stadje Będzin. Om dit nieuwe stukje Duitsland judenrein te krijgen, werden ongeveer 85.000 Joden uit deze streek naar het nabijgelegen werk- en vernietigingskamp gedeporteerd. Het aantal overlevenden was minimaal.

In Een kleine stad bij Auschwitz. Gewone nazi’s en de Holocaust beschrijft Mary Fulbrook, hoogleraar Duitse geschiedenis aan University College London, de gebeurtenissen in Będzin tussen het begin van de Duitse bezetting en het moment in 1943 dat de stad officieel judenfrei werd verklaard. Hierbij besteedt Fulbook speciale aandacht aan de rol van Landrat Udo Klausa, een hoge civiele districtbestuurder in Będzin en omgeving. Dit is allerminst toevallig: Landrat Klausa was getrouwd met Fulbrooks latere peettante, het meisje dat ooit hartsvriendin van haar moeder was – totdat laatstgenoemde om politieke en raciale redenen halverwege de jaren dertig Duitsland moest ontvluchten.

Een kleine stad bij Auschwitz heeft zodoende een drievoudige focus. Allereerst vertelt het boek het verhaal van de Joodse gemeenschap in Będzin tussen 1939 en 1943. Ten tweede is er aandacht voor de activiteiten van het Duitse bestuur en de rol van Klausa hierin. Tenslotte besteedt Fulbrook aandacht aan de manier waarop Klausa – die na afloop van de Tweede Wereldoorlog als Landesdirektor van de regio Rijnland nog een mooie ambtelijke carrière zou hebben – zijn betrokkenheid bij de deportatie van tienduizenden Joden achteraf presenteerde.

De joodse buurjongen van Adolf Hitler

Edgar Feuchtwanger woonde naast Adolf Hitler aan de Prinzregentenplatz in München. Hitler’s huishouden confisceerde alle melkflessen van de melkboer zodat de 5-jarige Edgar zonder zat. Later vluchtte hij succesvol met zijn ouders naar Engeland.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-11-2022

Gevoeligheden

Het valt me steeds meer op dat Nederland het land van de lange tenen is. Het land van de gevoeligheden, het land van het eeuwige stilstaan bij verdriet. Dat we pas onlangs in een vuilcontainer fotografisch bewijs hebben opgedoken van het lijden van anderen onder onze laars, en dat we daar nog geen seconde bij hebben stilgestaan, bewijst hoe selectief wij onze lange tenen uitsteken.

Het opdat we niet vergeten leidt tot de bizarre situatie waarbij ophef ontstaat over een tram met het nummer acht in Amsterdam, rond Dodenherdenking. Lijn 8 is door de Duitse bezetter in 1942 afgeschaft; het traject is daarna vooral ‘s nachts gebruikt om joodse Amsterdammers naar Centraal Station te rijden – en van daaruit naar de hel van de kampen.

Na de oorlog werd Lijn 8 van het GVB (Het bedrijf is zelf een uitvinding van de bezetter) niet meer heringevoerd. In 1997 werd een plan om een nieuwe lijn het nummer 8 toe te kennen, na protesten ingetrokken – het werd Lijn 20. Een mooi gebaar van herdenking, al kun je je afvragen wat de zin ervan is. Het was immers het traject van de 8 dat werd gebruikt, niet de reguliere dienst met de bordjes 8 op de trams. Het is zelfs onwaarschijnlijk dat die er nog op zaten; die trams zijn natuurlijk op andere lijnen ingezet of afgevoerd richting Duitsland als schroot.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Holocaust Dag met een persoonlijke tintje

Gisteren, 19 april, was het holocaust dag (Yom Hashoa), een dag die Israel heeft ingesteld voor de herdenking van de slachtoffers van de nazi-vernietiging. Meestal sla ik die dag over, omdat ik een bezoek aan de jaarlijks Auschwitz herdenking of een bezoek op 4 mei aan de Hollandsche Schouwburg wel genoeg vind. Ik ben vóór holocaust herdenkingen, dat wel, maar toch ook erg tegen een overkill eraan, aanhanger als ik ben van de school van Norman Finkelstein, die het boek ‘De Holocaust industrie’ schreef als aanklacht tegen de manier waarop de herdenking van dit verleden tot een politiek wapen is gesmeed.

Maar gisteren was anders.

Een paar maanden geleden werd ik benaderd door Wolter Noordman, inwoner van Heerde (bij Zwolle), die in zijn vrije tijd een productief amateur-historicus is en meerdere boeken over vergeten episodes uit de Tweede Wereldoorlog op zijn naam heeft. Hij was mij op het spoor gekomen via het Digitaal Monument, waar ik wel eens een email heen gestuurd had en vroeg of ik inlichtingen kon verschaffen over ene Eduard Maurice Hijmans, die in de gemeente Heerde in een een inrichting had gezeten. Noordman wilde dat weten in het kader van een onderzoek naar het lot van zes Joodse patiënten van deze inrichting die waarschijnlijk alle zes in nazi-kampen waren vermoord.
Ik was me van het bestaan van deze Eduard Hijmans nooit zo bewust geweest. Maar een blik op de familiepapieren in mijn bezit leerde wie hij was: een achter-achterneef van me via de kant van zijn vader die geneesheer directeur was geweest van het ziekenhuis Bronovo in Den Haag. Maar bovendien ook nog eens een achterneef via zijn grootmoeder, Johanna Kann, die van zichzelf ook een Hijmans was. Met mijn hulp wist Noordman naaste familie van hem op te sporen, het verhaal compleet te krijgen en zelfs foto’s boven water te krijgen. (zie bijvoorbeeld hiernaast). Eduard Hijmans had van jongs af aan geleden aan epilepsie en was ook mentaal niet 100% procent geweest. Hij was inderdaad in 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en daar onmiddellijk na aankomst vergast.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

’s Brent! (Brand!) van Mordechaj Gebirtig


Gebirtig woonde in 1936, toen hij dit lied maakte, in het getto van Krakau. Het lied is een reactie op een antisemitische terreuractie tegen de Joden in het Poolse Przytyk.

Het lied is een oproep om een brand te blussen in het dorp (sjtetl), maar dat staat symbool voor de oproep om zich tegen het Nazisme te verzetten en de Joodse wereld te redden voordat het te laat is.

‘s Brent, briderlech, ‘s brent,
oj, oenzer orem sjtetl, nebech, brent.
Bejze wintn mit jirgozn
rajsn, brechn, oen tseblozen
sjtarker noch die wilde flamen,
alts aroem sjojn brent!
Oen ir sjtejt oen koekt azoj zich
mit farlejgte hent,
oen ir sjtejt oen koekt azoj zich,
oenzer sjtetl brent.
Brand, broeders, brand!
O wee, ons arm stadje brandt.
Kwade stormwinden scheuren, breken, en blazen
woedend de wilde vlammen noch sterker aan,
alles om ons heen staat al in brand!
En jullie staan daar maar te kijken
met verlamde handen,
en jullie staan daar maar te kijken,
ons stadje staat in brand.
’s Brent, briderlech, ’s brent,
Oj, oenzer orem sjtetl, nebech, brent.
’s Hobn sjojn di fajertsoengen
’s gantse sjtetl ajngesjloengen

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Vorige Volgende