Arno Haijtema schreef in augustus 2006 een korte geschiedenis van de persfotografie in de Volkskrant. “Het gebeurt nog maar zelden dat de kwaliteit van amateurfoto’s zo goed is dat ze op krantenpapier worden afgedrukt. […] Meestal wegen de voordelen – de directheid en de snelheid waarmee ze het nieuws zichtbaar kunnen maken – niet op tegen de nadelen: de meestal amateuristische, gebrekkige kwaliteit.” Drie jaar verder en dat krantenpapier hebben we helemaal niet meer nodig.
Fotograaf Stijn van Jaarsveld heeft met zijn foto de NUfotoprijs gewonnen. Vanochtend was hij nog de ‘onbekende fotograaf’, maar Nu.nl heeft hem opgespoord. Op het beeld zien we vooral de suggestie en een weergave van hoe het had kunnen zijn. Het gaat ons niet langer meer om de afbeelding zelf, maar om het onderbuikgevoel dat de foto teweeg brengt. De beleving speelt zich af buiten de werkelijke afbeelding. Is het daarmee een minder goede foto? Ik denk het niet…
Een uitgebalanceerde, haarscherpe foto van de toegesnelde prof geeft doorgaans een minder heftige reactie dan de pixelige snelle foto van de mobiel. En ook deze foto hadden we misschien wel allemaal zelf kunnen maken – al is Van Jaarsveld ‘professioneel fotograaf en cameraman’. De jury zegt zelf over de winnende Nufoto (van een brandweerman die een meisje uit een brandend gebouw redt): “Juist die onscherpte maakt de foto spannend. Een echte nieuwsfoto.” Het onvolledige geeft de fotografie de illusie van snuff. En dat spreekt ons in de 21e eeuw meer aan dan gelikte Hollywoodplaatjes die niets aan de verbeelding over laten. In de kunst, reclame en marketing zal de fotograaf nooit aan verfijndheid en professionaliteit hoeven inboeten. Maar voor persfotografie gelden andere wetten: iedereen is persfotograaf. De usb-kabel en een snelle internetverbinding zijn belangrijker dan fotovakmanschap. En anders nemen we wel een still uit een grauw mpegje.