Post-atheïst | Boekenjood
COLUMN - Elke maandag verzorgt Ewoud Sanders – full disclosure: ik ken hem persoonlijk – op de achterpagina van het NRC Handelsblad de ‘woordhoek’, waarin hij vertelt over de geschiedenis van Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Hij kan die geschiedenis reconstrueren dankzij een digitale databank waarin tienduizenden boeken zijn opgenomen. Als Sanders dus zegt dat het woord ‘speleoloog’ voor het eerst in gedrukte vorm verscheen in de Opregte Haarlemsche Courant van 16 juni 1896, dan is dat een snoeihard feit.
Vorige maand publiceerde Sanders een leuk boek over één enkel woord: ‘boekenjood’. Achter dit vergeten begrip gaan negentiende-eeuwse handelaren in tweedehandsboeken schuil, en achter hen schuilt een wereld die voor mij volkomen nieuw was.
Het boek begint met een anekdote over Vincent van Gogh, die geïllustreerde tijdschriften koopt bij een boekenjood in Den Haag. Dan volgen Sanders’ verrukkelijke, onweerlegbare statistieken: tussen 1877 en 1882 had Van Gogh het in zijn brieven zevenmaal over boekenjoden.
Het was niet de minste boekenjood bij wie Van Gogh zijn tijdschriften kocht: de familie Blok bood haar waren aan op het Binnenhof en mocht ministers, premiers en andere politici rekenen tot haar vaste klanten. Het riep bij mij het beeld op van een jonge schilder die stond naast de toenmalige minister president, Theo van Lynden van Sandenburg: de toen onbekende kunstenaar is nu wereldberoemd, de toen beroemde politicus is nu zo vergeten dat in maar twee van de talloze staatsliedenbuurten straten naar hem zijn vernoemd.