Alleen op vertrouwen kan je bouwen

van Michiel Nanninga, eerder verschenen in tijdschrift ‘De Helling”, (redactie Wetenschappelijk Bureau GroenLinks) Om het leven op onze planeet te behouden is een fundamentele hervorming van onze economie onvermijdelijk. Dit kan alleen als we het vertrouwen in de overheid herstellen. Een sterke overheid die met zelfvertrouwen samenwerkt met haar burgers, is noodzakelijk als we het kapitalisme nog willen keren. Toen Rutger Bregman in 2019 mocht spreken op de jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum in Davos over het bestrijden van ongelijkheid, had hij zijn relaas grondig voorbereid. Tot afschuw van de organisatie sprak hij de woorden Taxes, taxes, taxes, all the rest is bullshit uit. Dat filantropie ongelijkheid de wereld niet uit gaat helpen, daar heeft hij gelijk in, maar ongelijkheid pak je slechts gedeeltelijk aan met belastingen voor de (super)rijken. Ook belastingen zijn slechts symptoombestrijding als we niets doen aan een compleet uit de rails gelopen wereldeconomie. Een improductieve overheid? Hoe zouden we de economie dan echt anders kunnen inrichten? In mijn zoektocht naar een antwoord stuitte ik op het werk van de Italiaanse econoom Mariana Mazzucato. In haar boek De waarde van alles brengt ze de lezer terug naar de kern van de economie: het creëren van waarde.[1] Hoe je de economie inricht, draait om de vraag wie als productief wordt gezien. Anders gezegd: wie creëert er waarde? Met als vervolgvraag: hoe worden de baten uit deze waarde verdeeld? Op doortastende wijze pluist Mazzucato het huidige economische narratief uit. Namelijk dat het bedrijfsleven als productief wordt gezien en de overheid als improductief. Dat is een ideologische aanname, zonder wetenschappelijk bewijs. En deze aanname heeft verregaande gevolgen. Allereerst wordt door dit narratief de bijdrage van de overheid aan de economie stelselmatig gemarginaliseerd. Ondernemers, start-ups en investeerders worden gezien als grootste bijdragers, want zij helpen de economie vooruit met hun gedurfde innovaties. Daarmee claimen zij ook het leeuwendeel van de opbrengsten die uit hun bedrijf komen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de farmaceutische industrie, waar bedrijven hele brede patenten aanvragen op nieuwe medicijnen, zodat geen enkel ander bedrijf ook maar in de buurt komt van doorontwikkeling. De eerste patentaanvrager kan zo voor een nieuw soort medicijn altijd de hoofdprijs vragen. Maar dit gaat voorbij aan de realiteit van waardeschepping als collectief proces. In werkelijkheid zijn alle activiteiten van een onderneming intensief verweven met besluiten die genomen zijn door gekozen regeringen. Dit geldt in het bijzonder voor innovatie en technologische ontwikkeling, waarbij de overheid zorgt voor goed onderwijs en voor financiële middelen om nieuwe technologieën te ontwikkelen. Ga maar na, zonder de eerste risicovolle investering door overheden zouden veel sectoren er nu anders uitzien of überhaupt niet bestaan. Zonder het door de Amerikaanse overheid ontwikkelende internet geen Google, Uber of Airbnb. Zonder visionaire overheid geen man op de maan, geen touchscreen-technologie en geen zonnepanelen.  Of om een Nederlands voorbeeld uit de jaren zestig te noemen: zonder overheid geen grootschalige aansluiting van huizen op aardgas voor verwarming. De onzekere overheid Innoveren is een proces van vallen en opstaan. In de private sector wordt dat geaccepteerd. Maar helaas worden overheden als er iets misgaat meteen incompetent geacht. Hierdoor krijgen publieke organisaties vaak te horen dat ze geen grote ambities mogen hebben en vooral de concurrentie moeten bevorderen. Het is niet de bedoeling dat zij de markten ‘verstoren’ door al voor te sorteren op specifieke technologieën of sectoren waarin geïnvesteerd moet worden. Daarbij wordt ambtenaren verteld op de achtergrond te blijven, de kosten te minimaliseren en vooral geen vergissingen te maken. Wanneer we niet geloven in het vermogen van de overheid om waarde te scheppen, kan zij dat op een gegeven moment ook niet meer Wanneer de overheid niet langer in haar eigen capaciteiten investeert, wordt ze onzeker over zichzelf. Het ambtelijk apparaat wordt minder bekwaam en de kans op mislukkingen neemt toe. Het wordt dan moeilijker om het bestaan van een specifieke overheidsfunctie te rechtvaardigen, wat tot verdere bezuinigingen of op den duur privatisering leidt. Het gebrek aan geloof in de overheid wordt zo een self-fulfilling prophecy: wanneer we niet geloven in het vermogen van de overheid om waarde te scheppen, kan zij dat op een gegeven moment ook niet meer. En wanneer de overheid wel waarde creëert, wordt die waarde gezien als een succes van de private sector, of blijft deze onopgemerkt. Dit wordt door Noam Chomsky ook wel pakkend omgeschreven als ‘de standaardtechniek van privatisering’: bezuinig, zorg dat dingen niet werken, mensen worden boos, je geeft het in handen van privaat kapitaal.[2] Na tientallen jaren van deze privatiseringslogica is duidelijk dat het publiek in de regel minder transparantie en lagere kwaliteit krijgt, en met private monopolies en hogere kosten geconfronteerd wordt. Dit is het omgekeerde van wat privatisering geacht wordt te bereiken. De maatschappij met 2-0 achter Het resultaat is tweeledig. Door privatisering zijn innovaties, en soms zelfs hele sectoren, weggegeven aan het grootkapitaal van beursgenoteerde bedrijven. De aandeelhouders van die bedrijven teren nu op waarde die mede is gecreëerd door de overheid. Waarde waar ze vaak nauwelijks tot geen belasting over betalen. Maar diezelfde beursgenoteerde bedrijven kloppen wel bij de overheid aan in tijden dat het financieel slecht gaat. Kortgezegd is de socialisatie van de risico’s van investeringen niet gepaard gegaan met de socialisatie van de opbrengsten. Ten tweede heeft de jarenlange onderwaardering een enorme deuk geslagen in het zelfvertrouwen van de overheid. Het is niet genoeg om voor minder waarde-onttrekking en meer waardeschepping te pleiten. Eerst moet ‘waarde’, een begrip dat ooit het middelpunt van het economisch denken was, in ere hersteld en beter begrepen worden. Om dit te bereiken zie ik de volgende drieslag voor me. Allereerst moet ‘de economie’ haar dominante positie verliezen ten opzichte van de rest van de samenleving. Vervolgens moet er een nieuw verhaal over waarden voor in de plaats komen. Beide stappen vergen een dusdanig fundamentele herordening van onze maatschappij dat er als derde een nieuw sociaal contract nodig is om het noodzakelijke onderlinge vertrouwen hiervoor te verkrijgen. Waardeschepping in publieke handen Mazzucato stelt terecht dat publieke instellingen hun rol als dienaren van het maatschappelijk welzijn moeten terugeisen. Ze zouden volgens haar groter moeten denken en een volwaardige rol kunnen opeisen in het sturen op oplossingen voor de grote transities die voor de deur staan. Maar het neoliberale gedachtegoed zit zo geworteld in het denken van regeringen, ambtenaren en politieke partijen, dat je diep moet gaan om de weeffouten uit het politieke proces te halen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inrichting van de Europese Unie (EU). De vrije interne markt binnen de EU is bepalend voor hoe de Nederlandse economie functioneert. Zo is er Europese wetgeving die nationale overheden dwingt om publieke taken uit te besteden aan de particuliere sector. Ook maakt de Europese Commissie zichzelf bij het opstellen van wetgeving vaak te afhankelijk van adviezen van precies die industrieën waarvoor zij wetgeving maakt. En die adviezen zijn, heel voorspelbaar, neoliberaal. Een sector waar dit in doorgeslagen vorm terugkomt, is de huidige digitale infrastructuur. Big Tech – Apple, Amazon, Facebook, Google en Microsoft – vormt er de kern van. Deze techgiganten beheren de producten en de diensten waar gebruikers, bedrijven, sectoren en overheden bijna volledig van afhankelijk zijn. Ondanks deze afhankelijkheid zijn veel overheden dubbel onbekwaam als het gaat om digitale expertise. Dat wil zeggen dat er zo weinig expertise in huis is, dat er zelfs niet genoeg kennis is om externe expertise in te kunnen schakelen. In tegenstelling tot wat ze zelf vaak zeggen, zijn grote bedrijven helemaal niet zo’n voorstander van een echt vrije markt. Je ziet dat heel sterk bij Big Tech: het probeert er alles aan te doen om concurrentie uit te schakelen en monopolies te vestigen. Marleen Stikker, directeur van Waag, stelt terecht dat we onze digitale soevereiniteit kwijt zijn. We kunnen die alleen terugkrijgen door de mens en niet de economie centraal te stellen.[3] Wie in onze samenleving het belang van ‘de economie’ relativeert kan op grote weerstand rekenen Dit betekent wel dat het niet makkelijk zal zijn om veranderingen door te voeren. Het marktdenken zit diep in de bestuurlijke haarvaten van Nederland, uitgevoerd door de markt-marionetten van de VVD. Wie in onze samenleving het belang van ‘de economie’ relativeert kan op grote weerstand rekenen. Herman Wijffels bracht dat al in 2007 onder woorden, toen hij sprak over zijn ervaringen bij de totstandkoming van het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende IV. In een kranteninterview zei hij: “Ik heb geprobeerd om het idee erin te krijgen dat de mensen niet ten dienste van de economie staan, maar de economie ten dienste van de mens. En die omkering is me niet gelukt”.[4] Gelukkig is er een stille revolutie gaande. Uit een analyse van onderzoeksbureau BMC blijkt dat het gros van de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s van 2021 vóór een sterke overheid is.[5] Zelfs de VVD is het ermee eens dat marktwerking alleen niet een doel zou moeten zijn in de zorgsector. Opvallend is dat niet alle partijen zich uitlaten over welke producten en diensten voor het vrijemarktmodel minder geschikt zijn. Veel partijprogramma’s geven daarnaast geen duidelijk antwoord op een belangrijke vraag uit de economische theorie over collectieve goederen, namelijk: in welke goederen en diensten moet de overheid voorzien en in welke niet? Om deze vraag te beantwoorden, hebben we een nieuw verhaal nodig. In wat voor maatschappij willen we leven? Breng de ideeën over een ‘zorgende economie’ , een ‘essentiële economie’ en remunicipalisation bij elkaar en je krijgt een nieuwe blik op hoe we onze maatschappij willen inrichten. Het is belangrijk hierbij een wervend verhaal te vertellen, want inhoudelijke voorstellen alleen zijn niet genoeg om ons te verbinden, overtuigen en motiveren. Neem de energietransitie: als we niet snel overstappen op duurzame energiebronnen, stevenen we af op het einde van de planeet en daarmee dus ook op het einde van onszelf. Als er één verhaal bestuurders, beleidsmakers en burgers zou moeten kunnen verbinden, dan is het dit wel. Wat wij de aarde aandoen, doen we uiteindelijk onszelf aan Helaas moet dit verhaal strijden met een veel vertrouwder verhaal, dat van het neoliberalisme. Psychoanalyticus Paul Verhaeghe stelt in zijn boek Identiteit dat ons denken onder het neoliberalisme is gereduceerd tot een overversimpelde kosten-batenanalyse.[6] De huidige negen planetaire clusterfucks, de grenzen van onze aarde, vragen nu juist om een ander narratief. Een ecologische filosofie die draait om de samenhang der dingen. Wat wij de aarde aandoen, doen we uiteindelijk onszelf aan, want wij zijn onderdeel van hetzelfde ecosysteem. Dit nieuwe grote verhaal vraagt om een rigoureuze gedragsverandering van ons allemaal. En dat maakt het eenvoudige verhaal er weer niet eenvoudiger op. Alleen op vertrouwen kan je bouwen Een verhaal zet je verder alleen aan tot bewegen als je de brenger ervan vertrouwt. Neem het verhaal van Kamerlid Pieter Omtzigt: enerzijds oordeelt hij genadeloos over het functioneren van de overheid, anderzijds verwacht hij alle heil van het optreden van diezelfde overheid. Dat wringt. Maar daar heeft hij een antwoord op klaar liggen, namelijk een nieuw sociaal contract. Hij stelt dat er snel een eind moet worden gemaakt aan de gecorrumpeerde en op beeldvorming gerichte bestuurscultuur. Een Haagse cultuur waarin parlement, pers en rechterlijke macht als noodzakelijke tegenmacht feitelijk onklaar gemaakt zijn. Om dit te herstellen, moeten we opnieuw om tafel om de relatie tussen overheid en maatschappij af te spreken en vast te leggen. Laten we om te beginnen glasheldere, directe verantwoordelijkheden bepalen en democratische controle herstellen. Geen schimmige semi-overheid meer: je bent ergens wel van of je bent er niet van. Alleen als deze vertrouwensbasis op orde is, kunnen we verder praten. Zo niet, dan zal er weerstand tegen een sterke overheid blijven of zal deze zelfs kunnen toenemen. En zonder sterke overheid die, met gepast zelfvertrouwen, samenwerkt met haar burgers, geen tegenmacht tegen het huidige kapitalistische systeem. Voetnoten [1] Mariana Mazzucato, De Waarde van Alles. Onttrekken of toevoegen aan de wereldeconomie, Nieuw Amsterdam, 2018 [2] Noam Chomsky, The State-Corporate Complex: A Threat to Freedom and Survival, 7 april 2011 [3] Marleen Stikker, Het internet is stuk. Maar we kunnen het repareren, De Geus, 2019, achterflap [4] Egbert Tellegen, Groene herfst: een halve eeuw milieu, Amsterdam University Press, 2010, p. 256 [5] BMC, Sterkere overheid als ultieme oplossing?, 15 maart 2021 [6] Paul Verhaeghe, Identiteit, De Bezige Bij, 2022 Dit essay van Michiel Nanninga kreeg een eervolle vermelding) bij de Gaia-essaywedstrijd 2022. De zes beste essays zijn gebundeld in het boekje ‘Het kapitalisme voorbij’, verkrijgbaar bij uitgeverij Van Gennep. Ook dit jaar wordt de Gaia-essaywedstrijd georganiseerd. Geïnspireerd op het boek 'Donuteconomie' van Kate Raworth (over een economie die sociale ondergrenzen en planetaire bovengrenzen eerbiedigt) is het thema ‘Hoe ziet jouw ideale donut eruit?’ Inzenden kan tot 25 maart 2023. Alle info bij het Wetenschappelijk bureau Groenlinks Dit artikel verscheen in de Sargasso serie Een ander kapitalisme.

Door: Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg
Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Afschrijvingen | Rijk(s) rekenen

COLUMN - Een paar kanttekeningen bij de economische impact van het Rijksmuseum.

Vorige week presenteerde het Rijksmuseum een economische impactanalyse – opgesteld door adviesbureau Booz & Company – waaruit zou blijken dat het Rijks de economie met 235 miljoen euro per jaar zou stimuleren en maar liefst 3700 banen oplevert. Economische impactanalyses zijn, vrees ik, noodzakelijk om je als culturele instelling staande te houden in de moderne beleidsarena waar euro’s de hardste argumenten zijn. Maar ze zijn ook notoir discutabel en daardoor niet altijd veelzeggend. In dit geval is dat niet anders. Ik pik er een paar punten uit.

Allereerst een opmerking over ‘economische impact’. Het optellen van alle aan het Rijks gerelateerde uitgaven – want daar komt het hier in feite op neer – is eigenlijk een optelsom van kosten, en niet van opbrengsten. Natuurlijk zijn de kosten die gemaakt worden weer de inkomsten van iemand anders, maar het blijft een schaduwboekhouding van dat waar het echt om gaat. We geven geld uit aan het Rijks, omdat we er iets van waarde voor terugkrijgen, maar die waarde zelf wordt niet direct gemeten.

Alhoewel, het rapport van Booz & Company beschrijft naast de economische ook de ‘maatschappelijke’ impact van het Rijksmuseum. Denk aan de verbeelding en reflectie die het bij haar bezoekers ontlokt, de kennis en creativiteit die het stimuleert, de geschiedenis en identiteit die je als (Nederlandse) bezoeker ervaart. Dit zou Booz & Company wat mij betreft moeten herlabelen als ‘economische impact’ omdat dit de feitelijke opbrengsten waarvoor de economische kosten zijn gemaakt. Het wordt er misschien niet helderder van, ook omdat deze opbrengsten niet goed kwantificeerbaar zijn, maar het zou wel zuiverder zijn.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Quote du Jour | Mens meer waard onder Obama?

It looks like they just cooked the books — they just doubled the numbers (nytimes)

Todd Spencer, de vice-president van de Amerikaans koepelorganisatie van onafhankelijk truckers, is boos. Hij en zijn achterban zullen de daken van nieuwe trucks twee keer zo sterk moeten maken. Onder Bush werd die nieuwe regelgeving nog als te duur gezien. Maar onder Obama lijken mensenlevens meer waard te zijn geworden, en weegt de waarde van de naar schatting 135 voorkomen doden op jaarbasis, wél op tegen de kosten. Bush’ ambtenaren rekende met $3.5 miljoen per gered mens, Obama’s ambtenaren met $6.1 miljoen. Nogal een verschil.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

het Saillant | Schoonmaker meer waard dan bankier

SaillantLOGO

Schoonmakers in ziekenhuizen zijn meer geld waard voor de samenleving dan bankiers en belastingaccountants.

Het Britse New Economics Foundation (NEF) heeft vandaag een onderzoek gepubliceerd naar de maatschappelijke waarde van zes beroepsgroepen. Wat blijkt? Een schoonmaker levert 11 pond (1 pond is 1,1 euro) aan geldswaarde op voor de samenleving voor elk pond dat hij uitbetaald krijgt. Een bankier vernietigt daarentegen zeven pond aan waarde voor elke pond die hij verdient. Belastingaccountants spannen de kroon: ze vernietigen 47 pond aan waarde voor elk pond van hun inkomen.

Volgens het NEF leveren schoonmakers, medewerkers in de kinderopvang geld op en kosten bankiers, belastingaccountants en managers in de reclame de samenleving geld. De progressieve thinktank stelt een manier gevonden te hebben om de waarde voor de samenleving van een bepaalde beroepsgroep te berekenen, waarbij gekeken wordt naar economische opbrengsten, milieu-opbrengsten, werkgelegenheid en welzijn.

Het rapport claimt een aantal mythen door te prikken, waaronder:
– inkomensverschillen zijn niet fundamenteel zo lang armoede maar wordt bestreden
– hoge salarissen uitbetalen dient om talent aan te trekken en vast te houden
– hoogbetaalde werknemers werken harder
– de private sector werkt efficiënter dan de publieke sector, vandaar de inkomensverschillen
– als we de rijken teveel belasten treedt er belastingvlucht op
– rijke mensen dragen meer bij aan de samenleving
– sommige banen schenken meer voldoening, zodat ze minder beloning behoeven
– salarissen belonen altijd de onderliggende winstgevendheid.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.