Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.
Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.
Fidel weg, Cuba biobrandstof leverancier?
Het zijn spannende tijden in Cuba nu Fidel Castro nog niet dood is maar wel afgetreden. Er wordt flink gespeculeerd over de koers die Cuba nu gaat varen: volgt er democratisering of zal men volgens het ‘China-model’ slechts economische hervormingen toestaan? Zijn broer Raul heeft al eerder aangegeven een voorstander van het China-model te zijn.
Een specifiek aspect van de Cubaanse economie dat zou kunnen gaan veranderen is de rol van de suikerriet-industrie. Cuba is een belangrijke producent van suikerriet, suikerriet dat vooralsnog wordt verwerkt in voedingswaren. Fidel Castro was altijd een fel tegenstander van biobrandstoffen omdat het de voedselprijzen opdrijft en daarmee de honger onder de armen veroorzaakt. Maar nu hij het veld heeft geruimd zou de verleiding van het bemachtigen van internationale deviezen dmv biobrandstofproductie wel eens te groot kunnen worden. De Cubaanse suikerrietindustrie zou jaarlijks 11 miljard liter ethanol ter waarde van zo’n 7 miljard dollar kunnen produceren. Mocht Cuba grootschalig omschakelen naar de productie van ethanol dan zal deze biobrandstof nog niet direct richting de Verenigde Staten vloeien want die handhaven nog steeds een handelsboycot tegen Cuba. (bron: Wired)
Maar wat als Europa gedwongen door haar eigen EU-richtlijnen voor het bijmengen van biobrandstoffen op zoek gaat naar een grote producent?
Doen wij genoeg voor een betere wereld?
Op Sargasso is plaats voor gastbijdragen. Christopher Baan (1986) studeert Internationale Ontwikkelingsstudies aan Wageningen Universiteit. In 2005-2006 fietste hij een half jaar door India, en is sindsdien via verschillende organisaties betrokken bij thema’s als ontwikkeling, jongerenparticipatie en internationale cultuur. Hij schrijft dagelijks op ‘// world citizen’, een Engelstalige blog. Een langere versie van dit artikel is hier te vinden.
Ondernemend idealisme voor een échte verandering.
Het huidige praktisch idealisme is voorbij. Grote delen van de hulpsector zijn inmiddels een ware industrie geworden, die er alle baat bij hebben om te blijven bestaan en om een leger aan ontwikkelingswerkers in functie te houden.
Een veranderende samenleving vraagt daarom om een nieuw idealisme en nieuwe ideologieën. Ik pleit hieronder voor een ondernemend idealisme, wat mijns inziens een duurzamer karakter heeft en meer kans van slagen heeft in een maatschappij die wordt gedomineerd door toenemende concurrentie. Het huidige praktisch idealisme schiet zijn doel voorbij door zich puur met betrokkenheid voor de minst bedeelden bezig te houden, en minder op samenwerking en ondernemerschap. De nieuwe social entrepeneurs willen niet de vis geven noch de hengel. Zij willen een ‘revolutie in de visindustrie’ teweeg brengen (1).
De nieuwe idealist is de ‘flower power generatie’ en John Lennon’s ‘Love not War’ ver voorbijgestreefd. Hij is rationeler geworden – of simpelweg wijzer. De ‘nieuwe jongere’ is ondernemend en is nog niet verpest door het verleden van de Koude Oorlog en Vietnam – inclusief alle pacifistische en feministische bewegingen. Anno 2008 is alles anders: de ondernemer is de nieuwe idealist. Blauw is het nieuwe groen. De Toyota Prius is de nieuwe Fiat 500. Handel is de nieuwe ontwikkelingshulp. En onderhandelen is het nieuwe actievoeren. De portemonnee is de nieuwe ballot box. Ineens is consumeren weer in, als je maar de goede dingen koopt…
Tenminste: dat is de blijde boodschap tegenwoordig. Was het maar zo. We verkondigen het overal, spreken met al onze vrienden over hoe goed het gaat met de verkoop van biologische producten en ‘ecofashion’. Maar: we blijven Nederlanders, en dus is de verleiding voor de kiloknaller in de winkel toch groter dan het dure stukje bio vlees uit de regio. En hoewel we graag in een tropisch land vakantie vieren om ‘vrijwilligerswerk’ te doen, moet het allemaal wel leuk blijven. Oftewel: de nieuwe ‘do good & enjoy’ generatie gelooft er heilig in dat consumeren en goed doen voor de wereld, samen kunnen gaan. Maar de stap tussen geloven en doen is soms nog ver weg… want: we blijven ‘zuunige Nederlanders’.
Wat is hier typerend aan? Bovenstaand betoog is niet nieuw. Het is een algemeen feit dat de kloof tussen wens en werkelijkheid erg groot is als we over Nederlands idealisme hebben. De problemen waar we het hier over hebben – klimaatverandering, armoede, conflicten – zijn vaak zo groot en ogenschijnlijk zo ver weg dat we onszelf machteloos voelen. Wat wél nieuw is, is mijn visie dat zelfs het huidige ‘praktisch idealisme’ zijn doel voorbijschiet en over een paar jaar waarschijnlijk niet meer dan een herinnering zal zijn. Daarom pleit ik voor een ‘nieuw idealisme’ – noem het social entrepeneurship – dat nauw is verweven met de creativiteit, ambitie en motivatie die inherent zijn aan het ondernemingsinstinct.
Een betere wereld begint wellicht bij jezelf, maar jijzelf mag absoluut niet het eindpunt van ontwikkeling zijn. Een begin aan een betere wereld kun je altijd zelf maken, maar je samen met anderen inzetten en concrete actie ondernemen, door elkaar te motiveren, te inspireren en samen op nieuwe ideeën te komen, kan soms werkelijk het verschil maken.
Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.
Onzinnige onderzoeken: Favoriete werkgevers
Wat is in vredesnaam de relevantie en de waarde van een onderzoek naar de Favoriete Werkgevers?
Jaarlijks verschijnt er in de diverse media een lijstje met bedrijven. Volgens de onderzoekers zijn dit de bedrijven waar de mensen uit de steekproef het liefst zouden willen werken, waarbij ze niet hun eigen werkgever mogen noemen.
Wat zegt ons dat nou? Helemaal geen zak. Het grootste deel van de mensen heeft namelijk nog nooit in die bedrijven die ze noemen gewerkt. Ze kunnen daar dus eigenlijk geen oordeel over vellen. Het oordeel wordt voor het grootste deel bepaald door hoe een bedrijf in het nieuws is gekomen. En misschien voor een heel klein deel door informatie uit de vrienden/kennissen kring. Maar het zegt dus meer over de omvang en publiciteitsgeilheid van een bedrijf dan of het een goede werkgever is.
En dat dan bedrijven een hoge score wijten aan “Het concern heeft verschillende functies en banen op alle niveaus. Er zijn doorgroeimogelijkheden” is natuurlijk helemaal van de zotte. Daar kan je als buitenstaander namelijk nauwelijks een zinnig oordeel over geven. En als je veel bij grote bedrijven hebt rondgelopen weet je dat er zoveel politieke factoren zijn die belangrijker zijn voor jouw “doorgroeimogelijkheden” dan het aantal beschikbare treden op de ladder.
Het onderzoek is dus nietszeggend. Maar wat mij dan nog meer verbaast, is het feit dat er kennelijk mensen en organisaties zijn die zitten te wachten op die non-informatie. Iemand moet die onderzoeken toch betalen. Maar wat kan je er nou mee? Als je als HRM manager werkelijk denkt dat een hogere positie jouw wervingsbeleid makkelijker maakt, wordt het tijd voor een andere favoriete werkgever.
En wat moet ik als werknemer met die lijstjes (die me via de krant opgedrongen worden)? Anders dan de het bevestigen van de businessmantra “big is beautiful, come to us“?
De nutteloosheid wordt nog eens extra onderstreept als je naar een ander onderzoek kijkt, namelijk naar de werknemerstevredenheid. Daar winnen vier bedrijven die niet eens in de top50 van favoriete bedrijven voorkomen.
Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.
In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.
Geldinflatie in Zimbabwe
De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.
Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.