Waarom de markt niet vrij kan zijn
De blaaskaken krijgen de bonussen, het toptalent kan de tering krijgen. Een betere samenvatting van waar het mis gaat in een groot deel van het (westerse) bedrijfsleven is er niet.
Een bedrijfsbobo die in een half jaar tijd 10 procent van de werknemers kan lozen in het kader van “costcutting” krijgt onmiddelijk waardering van de aandeelhouders. Een visionair directeur die ervoor zorgt dat over vijf jaar het toptalent volledig tot bloei komt die vervolgens de nieuwe generatie producten het levenslicht laat zien, is een loser. Nauwelijks meetbaar, duurt te lang, geen bonus, daag.
Veel bedrijven kunnen door hun aandeelhouders niet anders doen dan korte termijn sturing. Aandeelhouders spinnen er garen bij, werknemers en de economie in het algemeen niet. Al het geklets over marktwerking en stimulans ten spijt.
Maar aandeelhouders en bedrijven gaan echt niet zelf hun gedrag veranderen. Waarom zouden ze? De mensen met de grootste belangen (geld) denken geen baat te hebben bij verandering.
En dus kan een markt niet vrij zijn. Wil je als land een bloeiende economie op lange termijn, moet je de perverse prikkels uit het systeem halen. Bijvoorbeeld door bij wet vast te leggen dat aandelen minimaal 2 jaar in handen moeten zijn voor ze weer verhandeld kunnen worden. Dan gaat het aandeelhouderschap weer terug naar de essentie, het doen van lange termijn (risico-)investeringen in bedrijven. Aandringen op de zoveelste panieksnijronde staat gelijk aan schieten in je eigen voet.