Hartz IV is, sinds enige jaren, de hoop en wanhoop van Duitsland. Ingevoerd onder de rood-groene coalitie van Gerhard Schroder, is het een beduidende versobering van de Duitse verzorgingsstaat. Het is te hard, zeggen tegenstanders op de linkervleugel. Een goed begin, wordt er ter rechterzijde gezegd, maar de afbraak van de verzorgingsstaat moet verder gaan. De linkse coalitie die de wet heeft ingevoerd zal hem bedoeld hebben als een, wellicht wanhopige, poging om de Duitse verzorgingsstaat te redden. Om de economie genoeg dynamiek mee te geven, om een sociaal beleid te kunnen blijven betalen.
Nu is er iets ongelooflijks gebeurd. In oktober vond een aantal ouders met kinderen dat ze, door de nieuwe wetgeving van Hartz IV, te hard waren aangepakt, en hebben een klacht hiertegen ingediend bij het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe, de Duitse tegenhanger van de Hoge Raad. Onlangs deed het Bundesverfassungsgericht uitspraak, over de gehele Hartz IV-wetgeving. De conclusie? Hartz IV is te hard. De staat is verplicht meer te doen voor de allerarmsten, dan slechts in uiterste gevallen bestaanszekerheid te bieden. De armen hebben recht op het beste onderwijs, op toegang tot cultuur, en alles moet in het werk gesteld worden, om ze de kans te gunnen deel te nemen aan het politieke proces.
Het is natuurlijk mooi dat er nu eindelijk eens gesteld wordt wat 'menselijke waardigheid' eigenlijk inhoudt, en waar mensen, ook arme mensen, in de maatschappij recht op hebben. Maar er is ook reden tot angst, en zorg. Een rechtbank beslist over kwesties op een theoretisch niveau. Zij hoeft de voorzieningen voor de armen in Duitsland niet te financieren. Haar uitspraken zijn desondanks wel bindend. En of het voor de regering op welk niveau dan ook mogelijk is om de bevolking al deze rechten te doen toekomen is onmogelijk te zeggen. De strijd zal nu opnieuw losbarsten.